| |||||
Moderator gaapte. Wopkeuh ook, onder EsQuirrels stoel. De laatstgenoemde keek eens op zijn horloge. Hoe lang zaten ze hier nu al? Ze konden ieder moment opgehaald worden om naar het 'veilige huis' gebracht te worden. „Ik heb een idee,” zei hij. Moderator gaapte nog eens en vroeg lui: „O ja?” „We zijn nu alleen. Zie je die deur daar?” Moderator keek. In de glazen wand was een buitendeur aangebracht. „We kunnen zó weg hier,” stelde EsQuirrel voor. „Lijkt dat je nou wel zo slim?” vroeg Moderator onzeker. „Ja, dat lijkt me slim,” bevestigde de ondernemende alternatieveling. „We staan toch niet onder arrest?!” En met dat hij dat zei, liep hij naar de deur, opende die zonder moeite dankzij de panieksluiting, en verdween naar buiten, gevolgd door zijn hondje. Moderator keek naar de andere deur: de deur naar de gang. Wat als er nu iemand aan zou komen?! Hij besefte alleen dat hij weinig keus had: alléén in een 'veilig huis' zitten leek hem toch nog minder aantrekkelijk dan sámen iets ondernemen, hoe klein dan ook. Hij aarzelde niet lang. Het vrolijke ochtendlicht trok hem naar buiten, achter zijn vriend aan. „Wat ben je eigenlijk van plan?” vroeg hij, terwijl hij de man met de lange benen probeerde bij te houden, die zijn viervoetertje voor het gemak op de arm droeg. „Kun je de bloCnoot-site regelen via iedere computer met internet-aansluiting?” vroeg EsQuirrel terug. „Ik denk het wel,” antwoordde Moderator. „De vraag is eigenlijk: kun jij het?” verduidelijkte EsQuirrel. „Ehm... Tech is het me nog aan het leren,” gaf Moderator toe. „H’m. Ik zal je dan maar een geheim verklappen: ik kan het wel,” zei EsQuirrel. „En er zijn er meer, ook al weet ik niet precies wie.” „Dat jij het kan, is voor ons anders geen geheim, hoor,” pareerde Moderator. „We weten heus wel dat jij regelmatig in het systeem aan het knoeien bent.” „Ik knoei niet — ik observeer,” corrigeerde EsQuirrel. „...Hoezo?” „Toen die vreemde dingen gingen gebeuren met de teller op de site, ben ik de wacht gaan houden, om het zo maar eens te noemen,” vertelde EsQuirrel, terwijl hij stilhield bij een bushalte en toen, zeer tot zijn voldoening, juist het gewenste koekblik aan zag komen rijden. De bus stopte en ze stapten in. „Waar gaan we heen?” vroeg Moderator, nadat EsQuirrel hem een plaats aan het middenpad gewezen had en zelf aan de andere kant van het gangpad was gaan zitten — allebei zo ver mogelijk bij de panoramische ramen vandaan. „Naar een camping,” was alles, wat EsQuirrel ten antwoord gaf. „O,” zei Moderator. Een half uur later stonden ze voor een redelijk onderhouden stacaravan. Wopkeuh was al nieuwsgierig een konijnenhol ingedoken, maar had op aanraden van de oorspronkelijke bewoner het hazenpad gekozen — achteruit, wel te verstaan. EsQuirrel pakte het plantje dat naast de deur stond, met kluit en al uit de terracotta bloempot en viste een sleutel tussen de achtergebleven potgrond vandaan. „Ziezo,” zei hij, toen ze binnen waren en de deur achter hen gesloten was. „Hier zoekt de politie mij niet zo snel. Hij is van een goede vriend van me.” „Aha,” zei Moderator. „Nu de computer,” mompelde EsQuirrel, terwijl hij de schakelaar van een in een kast verborgen machine indrukte. „En dan gaan we een paar mensen eens laten weten dat wij er óók nog zijn.” „Je hebt een plan?” vroeg Moderator. „We gaan de teller-routine aanpassen,” bromde EsQuirrel. „Zoals oorspronkelijk de bedoeling was, vóórdat een zeker iemand mijn goudvis opblies.” |
|||||
|