| |||||
Vicky was er inmiddels zo slecht aan toe dat ze eigenlijk niet meer kon lopen. Terwijl ze in haar hoekje van de hut lag te rillen van de koorts, dacht ze bij zichzelf: Ik wou dat ik naar Joshua toe kon en vragen wat ik moet doen. Op deze manier ga ik dood... Beat was een uurtje weg. Vicky besefte dat dit misschien haar enige kans was om nog ooit te vluchten. Als ze langer zou wachten, zou het te laat zijn. "Joshua, wat moet ik doen?" zei ze hardop. Ergens hoorde ze zijn stem: "Kom." Vicky richtte zich voorzichtig op en keek naar buiten, maar ze zag Joshua niet. Toch wist ze zeker dat het zíjn stem was. Ze ging nog wat verder overeind zitten en keek nog eens. Geen Joshua... Maar daar komt Beat alweer aan! zag ze nu. Geschrokken hees ze zich overeind en keek naar Beats gedrongen gestalte in de verte. Er hing nu alweer een roetzwarte wolk om zijn gezicht... Vicky dwong zichzelf om niet in paniek te raken. Ze moest nu handelen. Ze verzamelde al haar krachten en ging staan. Ik heb geen keus, dacht ze. Het is òf dood òf leven... "Kom op, je kunt het," praatte ze zichzelf moed in. Beat kwam steeds dichterbij. Ze moest opschieten. Ze liep naar de trap en klauterde voorzichtig naar beneden. O nee, daar was hij al! Ze stond net halverwege de trap, toen Beat onderaan boos riep: "Wat ga je doen? Ga je weer vluchten?" "Eh, nee hoor," loog ze. "Ik ga even beneden wat bloemen plukken." Vicky wist dat het ongeloofwaardig klonk, omdat ze er vreselijk aan toe was. Maar ze kon niets beters bedenken. Beat klom de trap op. "Ga opzij!" bulderde hij halverwege, waar zij stond. De trap was zo smal dat hij maar ruimte bood voor één persoon. Vicky kon absoluut niet aan de kant gaan, of ze zou opzij van de trap vallen. "Ja, maar ik..." begon Vicky voorzichtig. "Aan de kant zei ik!!!" brulde Beat nu, en hij duwde Vicky plat tegen de trap. Met zijn grote schoenen liep hij dwars over haar gestrekte en gehavende lichaam naar boven. De pijn en vernedering die Vicky voelde was onbeschrijfelijk. Ze kon alleen nog maar bedenken dat ze weg moest. Ingehouden huilend, klom ze de trap verder af en strompelde weg over het gras. Verder en verder het bos in. Takken sloegen in haar gezicht, en de scherpe dorens van braamstruiken haalden haar benen open. Verder, verder! dacht ze. Ik kom nooit meer terug! Haar krachten begonnen het te begeven en ze struikelde over een boomstronk. Voor ze het wist lag ze languit met haar gezicht in het gras. De wereld werd vager rondom haar. Zou ze nu doodgaan? Vicky verloor het bewustzijn. Als Beat haar maar niet vond... Vicky werd zich bewust van het feit dat haar lichaam bewoog. Het deinde zachtjes op en neer. Alsof iemand haar droeg... "Joshua...?" zei ze zacht. Ze voelde een diepe innerlijke vrede en zakte weer weg in haar bewusteloze toestand. Toen Vicky voor de tweede keer bijkwam, lag ze languit op iets zachts. Het knerste tussen haar tanden. Zand! En haar lippen proefden zout. Ze richtte haar hoofd iets op en keek om zich heen. Ze lag in een soort duinpan en keek uit over de zee. Prachtig... Alles zo weids en licht. Zo vrij... Naast haar zat Joshua. "Ik wist het wel! Ik wist het wel dat jij me droeg..." zei ze. Vicky voelde zich onuitsprekelijk dankbaar en legde haar hand in die van Joshua. "Blijf dicht bij me," zei ze smekend. "Alsjeblieft!" "Ik ga niet bij je weg," antwoordde Joshua. "Maar luister: ik heb je hier op een nieuwe plek gebracht, voor een nieuw begin. En met nieuwe vrienden." "Hier mag je genezen." |
|||||
|