| |||||
Op ongeveer tien meter afstand zag ze wat het was: een klein kind, gekleed in helder stralend wit linnen zat met de rug naar haar toegekeerd in het gras te spelen terwijl het liedjes zong. Het zuivere kinderstemmetje klonk zacht maar helder van onder de mooie haardos over de bloemenweide en het hele tafereeltje liet Mandy de pas inhouden om het niet te verstoren. Misschien was het de onschuld die het kind uitstraalde. Of wellicht het stemmetje zelf. Maar het meest waren het de woorden die haar hart raakten alsof ze voor haar bedoeld waren. Het kleine mensje zong niet zomaar een liedje dat was aangeleerd: de verse woorden en de nooit eerder gehoorde melodie leken regelrecht uit het kinderhartje te komen terwijl het zong. Het was een gebed. Een gezongen gebed. Aan Jezus. Een dankgebed voor Zijn liefde. En een vraag. Of Hij de tijd van ‘het wachten op mamma’ snel voorbij zou laten zijn... |
|||||
|