| |||||
Op het moment dat EsQuirrel luidruchtig binnenkwam, met in zijn kielzog een hondje van een niet nader te definiëren ras en minimale afmetingen, ging de mobiele telefoon van Gosen. „Dat nummer ken ik niet,” zei de gebelde, terwijl hij een groet wuifde naar de nieuw aangekomene. De ruimte werd krap... EsQuirrel sloeg zijn hand voor zijn ruim bemeten mond om een sanguinische groet te onderbreken, toen hij zag dat Gosen de bliep aan zijn hoofd bracht. Concept, Tech en Moderator grijnsden hem toe — de laatste, onopgemerkt, ietwat zurig. Gosen noemde zijn naam, en bleef toen even stil. „Ja, goedemorgen,” zei hij toen, terwijl zijn gezicht opklaarde. „Wat zegt u? Ja... ja... Ja, die is hier ook aanwezig... O, dat kan ik me voorstellen, ja... Nee, geen probleem. Er zijn hier intussen óók wat nieuwe ontwikkelingen gaande.” Concept, die bij een eerste begrijpen dat het de politie moest zijn, eerst heftig 'Nee!' geschud had, begon nu geïnteresseerd te kijken. Gosen vervolgde: „De commissaris? Interpol? We komen eraan, meneer! Direct! Ja, tot straks!” Hij verbrak de verbinding. Alle gezichten waren op hem gericht. „Eén van onze schrijfsters blijkt aangevallen te zijn. Hij kon niet méér vertellen, tenminste, niet over de telefoon. Maar het verhaal van deze persoon heeft een ander licht op de zaak geworpen. En daardoor zijn ze nu méér dan bereid om ons verhaal serieus te nemen, Concept!” „Wat is hier eigenlijk aan de hand!?” vroeg EsQuirrel, die juist om antwoorden te krijgen hierheen gekomen was, maar nu alleen maar méér vragen zag opdoemen. „Kom mee,” zei Gosen. „Moderator, wil jij hier blijven om op het systeem te passen? Ja? Dank je. Ja, Concept, je zult je foutje daar moeten toegeven. Maar je bent vast niet de eerste, die dat vergeet. Ze nemen je nu in elk geval serieus. Kom mee, Tech, dit keer is jouw aanwezigheid óók van belang. En EsQuirrel, jou leggen we het onderweg wel uit, en de rest zul je dáár wel gaan snappen.” „Wref!” kefte Wopkeuh opgewonden van tussen al die voeten. |
|||||
|