| |||||
In paniek worstelde ze zichzelf tussen het venijnig prikkende helmgras tegen het duin op, in de richting van waar ze de beweging had gezien. Als daar mensen waren, zou hun aanwezigheid hem er wel van weerhouden haar lastig te vallen! Ze hield een hand op haar gillende zij gedrukt terwijl ze met haar andere arm haar evenwicht trachtte te bewaren. Stemmen! Ze hoorde stemmen van boven haar komen! Even hief ze haar hoofd omhoog. Daar bovenaan stond een meisje, een kind nog, naar haar te roepen! Vaag drongen de woorden tot haar bewustzijn door: „Kom maar! U kunt het! U bent er bijna!” Nog twee stappen... Zwarte plekken dansten voor haar ogen... Handen grepen haar armen vast en trokken haar verder, tussen de wuivende, groene sprieten... De top... Een donkerblond kopje met een bezorgde uitdrukking... Woorden... Het klonk van ver... Héél ver... Alsof ze... onder water... |
|||||
|