| |||||
Hevig rillend liet Jennie de zee achter zich — een spoor van voetstappen, vermengd met een zwakker wordend druipspoor, in de richting van de duinen trekkend. De duinen! De enige plek waar ze zich aan zijn blik, die ze constant in haar rug voelde branden, kon onttrekken. Nu ze in haar opzet gedwarsboomd was, zocht Jennie naar andere mogelijkheden. Ze zou terugkomen op een tijdstip dat hij het niet verwachtte en haar niet volgde! Ze zou thuis in het bad... Nee, ze wilde niet naar het huis. Ze kón het niet! Ze wist dat ze ziek zou worden als ze niet gauw iets droogs aantrok en zorgde dat ze warm werd. Het liefst had ze zich hier en nu in het zand laten vallen om rustig kou te vatten zodat, met enige vertraging, haar levensdoel uitgewerkt kon worden: sterven... Maar dit was nu onmogelijk, omdat hij haar dan weer zou 'redden'. Hijgend ploegde ze dus, zo snel het rulle zand het haar toeliet, in de richting van de duinen. Schelpen prikten fel haar voetzolen. Had ze haar strandschoenen nou maar niet onderaan de duinen laten staan! Ze keek even om — niet meer dan een fractie van een seconde. Toch bleef het beeld op haar netvlies tintelen: hij zat haar vlak op de hielen! Zijn te lange haar plakte in strengen over zijn vuurrode voorhoofd. In zijn ogen stond een uitdrukking van... ze wist niet wat ze ervan moest maken, maar het maakte haar nog banger dan ze al was. Het viel haar op, dat haar verstand zo helder was. Een plotselinge steek in haar zij benam haar bijna de adem. Ze sperde haar ogen open, wetend dat ze dit niet lang zou kunnen volhouden... Achter zich hoorde ze hem hijgen. Daar tussen het helmgras op die hoge duin, iets naar links! Daar bewoog iets! |
|||||
|