248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Mo'men
Melchizédek
Door: snow
Commentaar van de schrijver:
Gevaar blijft dreigen. Een veilige route is nu bijna niet meer te vinden.
Categorie: Fantasy
Geschatte leestijd: ca. 6 minuten

De weg die van Vendherra naar het oosten leidt ligt vredig voor hen. De zon is al een heel eind naar de hemel geklommen. Yona kijkt opzij naar Yisti. Die staart voor zich uit en hobbelt mee met de wagen die langzaam over het zandpad rijdt. De lippen van Yisti bewegen bijna onzichtbaar, maar Yona ziet het wel. Er is iets met hem. Dan vraagt Joulha: “Alles goed, Yisti? Je hebt nog niks gezegd sinds we het dorp hebben verlaten.”
Met een droevige blik kijkt Yisti hem aan. “Eerlijk gezegd ben ik blij dat we uit Vendherra weg zijn. Maar aan de andere kant houdt het me zo bezig. Dren gaat iets vreselijks doen met onze stad. De stad waar ik zo van hield. Niet om de gebouwen of het gordijn van vuur, maar om wie er woonden. Het was onze thuisbasis. Ik ben bang dat ik het nooit weer zal zien.” Een glazige blik verschijnt in Yisti’s ogen.
Joulha legt een hand op de schouder van zijn broer en schuift dichter naar hem toe. “Het komt goed. Ik weet niet hoe, maar ik denk dat we niet achterom moeten kijken, maar naar de weg en de stad die voor ons ligt. Dren zal inderdaad onze mooie stad veranderen in iets vreselijks, maar onze weg leidt ergens anders heen. Naar een stad waar de mogelijkheden onbegrensd zullen zijn. Denk daar eens aan. Kijk naar de weg voor ons. Niet naar die achter ons ligt.”
De broers kijken elkaar aan. Yona ziet het. Er is liefde tussen die twee. Ze zullen alles voor elkaar geven. Hij begint er spontaan van te glimlachen en kijkt langs de grote rug van Iundil over de weg, die vanuit het dal langzaam omhoog loopt naar de Wielenheuvels.

De avond begint al in te zetten wanneer ze in de verte een bosrand beginnen te onderscheiden. “Het woud van Walen. We zullen hier van de weg gaan en voor het woud overnachten. ’s Nachts is het niet pluis daar.” Iundil zegt het zachtjes, net hard genoeg voor iedereen om te horen. Ongeveer honderd meter voor de bosrand stuurt hij de vossen van de weg af het halflange verdroogde gras in. De hoeven van de paarden en de wielen van de wagen breken het gemakkelijk af.
“Hier overnachten we. Luister, de komende dagen doen we het als volgt. We zijn met z’n vijven, dus elk houd anderhalf uur de wacht. Behalve Yona. Hij is nog te jong en zal maar een halve wacht draaien. We wisselen elkaar af. Elke nacht draai je een andere wachtronde. Er kunnen twee in de wagen slapen, de andere twee slapen onder de wagen. Ook dit wisselen we per nacht af. Yona, jij neemt de laatste wacht. Dan heb jij je slaap maar gehad. Toi, jij de eerste, dan Joulha, Yisti en dan ik.”
Terwijl Iundil zijn wensen kenbaar maakt springt hij van de bok en begint de vossen te ontzadelen. Wanneer Iundil ze heeft losgelaten zoeken ze meteen de stukken gras op die nog niet zo erg verdroogd zijn.
Dan haalt hij een zak uit de wagen, waaruit hij een paar stukken gedroogd vlees haalt. “Mijn verontschuldigingen dat we vanavond geen warme maaltijd hebben, die zullen we hopelijk morgen krijgen.

De nacht valt snel in de buurt van het woud en Iundil verbiedt een vuur te maken, deels om het droge, brandbare gras en deels om de wezens van het woud die door het vuur kunnen worden aangetrokken.
Yona haalt zijn deken uit de wagen en slaat die om hem heen tegen de kou. Het gedroogde vlees van Iundil is taai en zout, maar het stilt zijn honger tenminste. Zijn ogen zakken ongemerkt dicht wanneer hij zich onder de wagen neerlegt. De mannen praten nog kort met elkaar en nog net hoort Yona Iunil zeggen: “Let op de bosrand en op de weg. Vanuit het woud kunnen wolven en shellos op het vuur afkomen. Zeker de laatste zijn gevaarlijk. Het lijken grote schorpioenen. Waarschuw iedereen wanneer je er een ziet.
De weg zal rustig zijn, maar ik wil geen aandacht trekken, zelfs niet van onschuldige passanten. Laat staan van eventuele bandieten die hier langsko…”
Wanneer Yona wordt gewekt door Iundil om de laatste wacht te nemen is het alweer bijna licht. De bosrand is nog niet zichtbaar, maar in het oosten begint de hemel licht te breken en de sterren te vervagen.
Zonder een woord te zeggen legt Iundil zich neer waar Yona net heeft gelegen. Die slaat zijn deken om zich heen en loopt voorzichtig om de wagen heen, waar een licht gesnurk vandaan komt. De vroege ochtend is koud en vol geuren van kruiden en geurige bomen. Klaprozen groeien in een kleine depressie ongeveer veertig meter verderop. Daar staan ook de vossen te grazen. Langzaam loopt Yona naar hen toe. De paarden zijn groot en sterk. Indrukwekkende roodbruine lijven. De spieren goed zichtbaar onder hun vacht. Yona aait een van de paarden over zijn nek. Die laat hem begaan en graast rustig verder. Na een tijdje loopt Yona weer terug. De rand van het woud is nu in het vage licht te zien. Dan slaat zijn hart een keer over van schrik. Een vage gestalte komt vanuit het woud naar hen toe gelopen. Recht op hen af. Het wezen lijkt een erg groot hoofd te hebben. Yona staat verschrikt te kijken terwijl de gestalte op hem af komt lopen door het hoge gras. De waarschuwing, flitst het door zijn hoofd, hij moet de anderen waarschuwen.
Zo hard mogelijk rent hij terug naar waar zijn vrienden liggen. Onderbewust valt het hem op dat de verschijning geen gras laat kraken, terwijl hijzelf bijna oorverdovend gekraak veroorzaakt van het dorre gras dat breekt onder zijn voeten.
“Gevaar!” schreeuwt hij, “er komt iemand aan, wakker worden!”
Direct is er allemaal beweging in en onder de huifkar. Yisti en Joulha springen met getrokken zwaarden uit de kar. Uindil staat met gespreide armen in aanvalshouding. Toi heeft een kort kromzwaard getrokken dat hij van Iundil heeft gekregen. Verschrikt om hen heen kijkend ontdekken ze alle vier de gestalte die onvermoeibaar op hen toe komt lopen. Yona onderscheidt nu de manlijke gestalte, gehuld in een simpele tuniek met de kap over zijn hoofd geslagen.
Yisti neemt het woord: “Wie bent u? Kom niet dichterbij!”
Net of de vreemdeling hem niet gehoord heeft, blijft hij op hen toelopen.
“Wie bent u? Laat uzelf zien!”
Op een afstand van ongeveer tien meter blijft de man staan. Zijn gezicht verborgen in de grote kap. Een moment van stilte hangt in de lucht.
“Mijn naam is Melchizédek, en ik kom in vrede, in een tijd die verre daarvan is.” Langzaam tilt hij zijn hoofd op en tilt hij de kap van zijn hoofd. “Ik heb vier dagen gereisd om u allen te vinden.”
De vrienden kijken elkaar kort aan en dan weer naar de oudere man die voor hen staat. Zijn lange witte haar en korte baard steken sterk af tegen zijn donkergrijze tuniek. De aanvalshouding is blijven bestaan tegen de man die daarop ook vervolgt: “Ik zie dat jullie me niet vertrouwen en dat is begrijpelijk. Ik weet wat achter jullie aanzit. En ik kom jullie vertellen, jullie zijn nog lang niet veilig. Daarom heb ik zo lang naar jullie gezocht, om te komen vertellen dat de Raadgever zijn jacht nog lang niet heeft opgegeven. Terwijl jullie zwaarden naar mij zijn gekeerd, moeten jullie omkijken, waar het echte gevaar vandaan komt.”
De woorden moeten even bezinken bij iedereen, dan neemt Joulha het woord: “U zei dat u ons vier dagen aan het zoeken bent, waarom?”
Een glimlach krult om de mond van de man: “Je luistert niet erg goed, krijger. De Raadgever heeft zijn jacht nog niet opgegeven. Vanuit de Kahjittstad Kartaga zijn tweehonderdvijftig zwaarbewapende Kahjitt vertrokken op dilophossen, om jullie te onderscheppen, gevangen te nemen, of te doden. Zij gehoorzamen aan Dren, de Raadgever.”
Yona begrijpt weinig van wat de vreemdeling zegt, maar de reactie van zijn kameraden zegt genoeg.
“Hoe weet u dit?” vraagt Joulha.
“Krijger, de vraag is niet relevant. U heeft maar een dag voorsprong op de Kahjitt. De tocht naar Tan Insii, die u wilt maken, zal niet voltooid kunnen worden wanneer u op dezelfde weg verder gaat.”
“Ik weet dat dit allemaal nogal plotseling komt, maar ik moet u vragen mij te vertrouwen. Haast is geboden. Hoewel Dren niet weet in welke richting u bent gevlucht, heeft hij zijn dodelijke compagnie Kahjitt in de goede richting gestuurd. Volg mij en ik zal jullie via een veilige, maar langere route naar uw bestemming leiden.”
“Hoe kunnen we u vertrouwen?” vraagt Joulha verder.
“Vertrouwen zegt genoeg, krijger. Mijn woorden zijn oprecht en te vertrouwen. In uw hart weet u dit.”
Terwijl de man de woorden uitspreekt krijgt Yona het gevoel dat hij de man eerder heeft gezien. Of eerder heeft gehoord. De woorden duizelen hem, maar de man heeft gelijk. Yona weet dat hij te vertrouwen is. Ook de anderen schijnen dit te geloven en langzaam laten ze hun wapens zakken.

Een paar uur later vindt Yona zichzelf in de huifkar, in het woud wat steeds dichter wordt, naarmate ze er dieper in doordringen. Nadat ze de vossen hadden ingespannen en alles zonder sporen hadden achtergelaten, waren ze teruggegaan naar de weg, maar niet direct het woud in. Een paar kilometer waren ze teruggereden. Daarna afgeslagen naar het noorden en langzaam richting het woud gegaan. Een onduidelijk pad had hen bijna parallel aan de woudrand steeds dieper het woud in geleidt.
Melchizédek had vanuit het woud een paard geroepen en liep nu stapvoets naast hen.
Waar leidt de vreemde man ons heen, blijft Yona zich maar afvragen. Hadden ze dan nog geen leider in Yisti, of Joulha? Zelfs niet een wijs man als Iundil?
Gepost op 04-07-2005 om 19:41 uur
503 keer gelezen
<< Vorige in deze serie

Alle verhalen in deze serie (Mo'men)
Alle verhalen van deze schrijver (snow)



Door: kiezel
Mooi... En altijd fijn als er weer een 'gooud guy' in het verhaal komt om te helpen, zeker als die ook nog Melchizedek heet...
Gepost op 06-07-2005 Om 11:03

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.