| |||||
„Waar zijn de anderen?” vroeg Silvaeo verbaasd vanaf zijn plek aan de ovale tafel, toen ná de entree van prinses Lidhia en de medica niemand volgde. Lidhia keek precies zo verbaasd terug en herhaalde: „De ànderen?” Pas nadat ze de eetkamer had rondgekeken drong het tot haar door over wie haar vader het had. Ze vulde haar vragende antwoord aan met: „Geen idee! Weet ú dat niet, dan?” „Zijn ze niet meer in de echogrot?” klonk de volgende vraag van Silvaeo al. Blijkbaar had hij van iemand doorgekregen waar de dames vandaan kwamen… Lidhia merkte een geamuseerde blik van heer Murox op en meende iets te begrijpen, waardoor direct àl haar oorspronkelijke wantrouwen jegens de vanuit háár perspectief ongenode gast in alle hevigheid opnieuw op stoom raakte. „Daar komen wij nu juist vandaan,” gaf ze korzelig te kennen om de eer van die bekentenis tenminste nog een béétje aan zichzelf te houden. „En daar waren ze niet,” besloot ze met het eerste ècht informatieve antwoord van dat gesprek, waarbij ze Murox een niet te stuiten verwijtende blik toezond. Murox’ gezicht drukte daarop zo’n duidelijke verbazing uit, dat Lidhia’s woede even uit balans raakte. De fronsende blik die hij daarop met de koning en magister Toenak deelde was in Lidhia’s ogen alweer even verdacht als de man zèlf… Meer van de aanwezigen leken de jongste ontwikkeling intussen óók zorgwekkend te vinden. „Ze zullen toch niet die splitsing in de mijngang binnengezwommen zijn?” vroeg Eliyna zich hardop af, wat bij Tirashya een heftige schrikreactie opriep die Lidhia een onbestemd wee gevoel in haar maagstreek bezorgde. Niet-begrijpend keek ze toe terwijl haar jongere zusje zich naar hun oudste broer wendde: „Nee! Dat kàn niet! Daar heb jij ze toch voor gewáárschuwd, Rehinor!?” „Daar kùnnen ze niet ingegaan zijn,” reageerde Rehinor, die er werkelijk geschrokken uitzag. „Niet nadat ik hen verteld heb waar wij heen gingen!” „Heb je ze wel duidelijk voor die splitsing gewaarschuwd?” vroeg Silvaeo nu richting de kroonprins. Die knikte en zei: „Jazeker! Ik heb ze serieus gezegd dat Tirashya goede reden had om die gangen èng te vinden en dat wij daarom richting de oostelijke gang zouden gaan om te zien of Menkar en Gétalon al iets gevonden hadden… Ik nam áán, dat dat voldoende zou impliceren dat die splitsing niet interessant was en dat ze beter naar de oostelijke gang konden komen als zij hun onderzoek van de echogrot hadden afgerond…!” „Ik hoop het,” peinsde Silvaeo met zijn lage stem. „Mamma zou toch óók wel aanvoelen dat er een doolhof achter die tweesprong ligt!?” argumenteerde Rehinor, die zich blijkbaar in de val gedreven voelde door de verwijtende blikken van alle drie zijn zusjes. Tot overmaat van ramp begon Ferdec er nu óók blijk van te geven door te hebben dat er iets aan de hand was. „Niniyra?” knikte de koning het kindermeisje toe, dat hem een begrijpende hoofdknik terug gaf en prins Ferdec meenam met een: „Kom, Hoogheid, wij gaan vandaag eens in de koraaltuin eten!” Ziezo. Dat leidde het jonge prinsje adequaat af. Zodra Niniyra met Ferdec en hun escorte verdwenen was, zei Silvaeo: „Naar beneden, dus.” |
|||||
|