| |||||
“Stef! Steffie! Ga je ook nog even mee naar buurman Reindert?” riep Karlijn vanuit de tuin. Nina en zij, of eigenlijk Nina alleen, hadden alles onder toeziend oog van Bertrand weer netjes naar binnen gebracht. “Hé, en onze mooie verhalen dan? Die hebben we toch nog tegoed van jullie?” plaagde Bertrand zijn dochter en haar vriendinnetje. “Daar hebben we toch nog tijd zat voor?” Karlijn keek Bertrand met grote, blauwe ogen aan, alsof ze wilde zeggen: “Waar maak je je druk om?”. “Ja, dat klopt. Die verhalen zullen heus niet weglopen,” zei Bertrand. Aan de logica van zijn jongste dochter was geen ontkomen aan. Je kon praten als Brugmann, maar uiteindelijk toch weer bij hetzelfde punt aanbelanden. “Buurman Reindert wilde ons nog iets laten zien…,” zei Karlijn. “En ik dacht dat Steffie het misschien ook wel leuk zou vinden…” “Dat denk ik ook wel.” “Maar ze komt niet…” Vragend keek Karlijn haar vader aan. “Nog een keer roepen dan.” “Stè…” “Niet zo schreeuwen, ik bèn er al!” Opeens dook Steffie achter Karlijn op, ze was de voordeur uitgegaan, om het huis heen gelopen en nu stond ze pal achter haar zusje met een lachende Nina en Bertrand op de achtergrond. “Hé joh! Je laat me schrikken!” Met een ruk draaide Karlijn zich om. Ze had net als Nina, die ondanks dat zíj Steffie wel had zien aankomen toch een beetje geschrokken was, haar handen op haar borstkas. “M`n hart springt er bijna uit! Moet je eens voelen!” Met beide handen pakte ze nu Steffies pols vast en drukte de hand van haar zus op haar borstkas, om Steffie te laten voelen hoe haar hartje tekeer ging. “Ach, is goed voor de doorbloeding,” lachte Steffie luchtig. “Maar wat is er? Waarom schreeuwde je zo?” “Ga je met ons mee?” vroeg Karlijn. “Waarnaartoe?” “Buurman Reindert. Hij wilde ons nog wat laten zien.” “Gaat u ook mee?” vroeg Nina aan Bertrand. “Als jullie dat leuk vinden…,” liet Bertrand zijn antwoord in het midden. “Ja hoor, túúrlijk,” antwoordde Nina voor hun drieën. “Ik vind het prima, hoor.” Steffie haalde haar schouders op. “Kom.” Karlijn trok haar vader mee richting de buurman. “Ho,ho, eerst m`n pijp binnen leggen. Die hoeft niet mee.” Bertrand remde z`n jongste dochter op dit punt even af. “En dan kan ik mooi meteen tegen mama en oma zeggen, dat ik even met jullie mee ben naar de buurman. Eventjes wachten dus.” “Oké,” zei Karlijn en ze ging op één van de tuinstoelen zitten. Nina en Steffie wandelden intussen langzaam langs de mooie bloemen en struiken in oma`s tuin, waarbij Nina bij elk plantje en bloemetje wel een verhaaltje leek te hebben. “Buurman Reindert! We zijn er!” riep Karlijn, toen ze nog maar amper op de oprit naar buurman Reinderts huis liepen. “Hallo, goed volk!” zei Bertrand iets later. Hij stond voorover gebukt in de deuropening van de kleine boerderij. “Moi Bertrand, bist du d`r ook weer mien jong?” groette buurman Reindert Bertrand hartelijk, terwijl hij zijn klompen aantrok. “Nou loop moar eens eempies allemoal met mie met.” “Hebben de meiden zich een beetje gedragen, dit weekend?” vroeg Bertrand de buurman met een knipoog. “Prima, mien jong, prima. `t Benn`n wel opvoede jongedameties.” “Wat wilde u ons nou nog laten zien?” vroeg Karlijn. “Ja, wat was dat? U maakt het wel heel spannend zo!” viel Nina haar vriendinnetje bij. “Wacht nog moar eempies af. Anders is `t gien verrassing meer,” zei buurman Reindert, terwijl hij ze via een smal paadje dwars door zijn moestuin naar het schuurtje achterin de tuin loodste. “Zo we benn`n d`r. Goa moar eempies noar binn`n met sien all`n.” “H`m, het ruikt hier lekker naar hout,” zei Nina, en ze snoof de heerlijke geur van het natuurlijke materiaal nog eens goed op. “H`m, ja, lekker,” zei ook Karlijn nu. “Maar wel een beetje…” “Donker.” Buurman Reindert maakte haar zin af, maar deed onderwijl het licht aan. “Haha, ja, donker,” lachte Karlijn. “Maar nu niet meer.” “Mooi, dat is nou ook precies de bedoeling, anders kenn`n ie mien verrassing ja ook niet zien.” “Nee, da`s waar.” “Kiek moar eens eempies hier… Iene veur die, en iene veur die.” Buurman Reindert gaf Karlijn en Nina beiden een Ichthus-vis gemaakt van hout. “Oh, die is mooi! Dank u wel,” zei Nina met blosjes op haar wangen van verlegenheid om de verrassing van de buurman. “Kiek en as ie um nou omdraai`n, dan zien joe hier de betekenisse stoan: I Iesous Jezus, CH CHristos Christus, TH THeou Gods, U Uios Zoon, S Soter Verlosser.” “Wauw, ècht mooi, buurman Reindert!” zei Karlijn. “Bedankt!” Het kleine meisje drukte zich eens stevig tegen de arm van buurman Reindert aan, die daarop reageerde met een aai over haar hoofd en een glimlach op z`n lippen. “Doar doe je het toch allemoal veur, niet dan,” zei hij tegen Bertrand. “Dat is inderdaad heel wat waard, ja,” reageerde Bertrand. “Die heeft u mooi gemaakt trouwens. Knap, hoor!” “Ach jong, een olle man mot wat met sien tied daun, hè. Ik mok wel voaker van zulk soort dingen, en die geef ik dan weg, als ik weet dat ik d`r andern gelukkig met ken moaken.” “Mooi hoor!” “Ja, moar nou zie ik Steffie ook weer es, en nou kreg die ja niks. Dat vind ik ook niet zo mooi. Loat mie es eempies kiek`n of ik nog wat…” Buurman Reindert liep het zelfgemaakte houten laddertje op naar de zolder van het schuurtje en praatte intussen gewoon verder. De vier beneden verstonden er niets meer van, totdat ze opeens luid en duidelijk hoorden: “Ja, vonden!” Buurman Reindert kwam voorzichtig het laddertje weer af, en toen hij met beide benen weer op de grond stond, zagen Bertrand, Karlijn, Nina en Steffie wat hij in zijn handen had…
|
|||||
|