| |||||
Hoofdstuk 6 In de val …. ‘Het lukt niet om hieruit te komen’, zegt Chris. Ze hebben nog verschillende keren op de deur gebonsd en geroepen, maar blijkbaar is er niemand meer in het museum. Daarna hebben ze naar andere uitgangen gezocht. Er zijn kleine ramen die uitkijken op een smal steegje, maar die kunnen niet eens open. Er is ook een dubbele deur naar buiten, maar die is op slot. Het lijkt of ze zich in een soort magazijn bevinden, een opslagplaats voor museumspullen. Over sommige voorwerpen liggen kleden. Ook staan er grote kisten. Judith en Chris zouden daar met zijn tweeën wel inpassen, met Floris er nog bij, zo groot zijn ze. Judith en Chris zijn op een lage houten kist gaan zitten die in het midden van de ruimte staat. ‘Misschien moeten we maar gewoon tot morgenochtend wachten’, zegt Chris, ‘gelukkig zitten we niet in het donker’. ‘Wat moeten papa en mama wel niet denken’, reageert Judith. Haar stem bibbert een beetje. Ze denkt aan mama, die vast erg ongerust is. Met starende ogen, vermoeid van alle spanning, zit ze dicht naast Chris op de kist. Opeens klinkt er ‘pats’, een klein fel geluid. Direct daarna is het een stuk donkerder in de ruimte. Chris en Judith kijken verschrikt om zich heen. Blijkbaar is een van de lampen geknapt. Alles ziet er opeens veel griezeliger uit. De schaduwen en de hoeken zijn zo donker nu. Er gaat een rilling over Chris’ rug. Hij wil graag stoer zijn en hij is ook nooit snel bang, maar dat is nu wel anders. Er is iets vreemds aan dit museum. Er is vooral iets vreemds met die grote stenen soldaat die daar bij de deur staat, terwijl hij kort daarvoor nog op het podium stond. Er gaan bijna twee uren voorbij. Buiten gaat de zoektocht naar Judith en Chris onverminderd voort. En in het museum zitten de kinderen dicht naast elkaar, nog steeds op de kist. Ze proberen elkaar op te monteren. Ze vertellen dat ze al bijna gevonden zijn en dat ze snel thuis zullen zijn. Zevertellen elkaar hoe slim hun vader en moeder wel niet zijn, hoe goed ze kunnen zoeken. Buiten is het inmiddels donker geworden. Ook binnen is het daardoor donkerder. Er brandt nog maar 1 kleine lamp. Judith en Chris zitten dicht tegen elkaar aan. Ze hebben een rondje gelopen door de ruimte, omdat ze zo stijf werden van het zitten. Maar nu zitten ze weer naast elkaar, aan de kant waar het meeste licht is. Ze worden moe. Thuis zouden ze al lang in bed liggen. Judith probeert daar maar niet teveel aan te denken, want ze voelt dat ze dan bijna weer moet huilen. Chris heeft gezegd dat ze best groot genoeg zijn om hier een nachtje te blijven. De lamp laten ze gewoon aan, dan zal het ook niet helemaal donker worden. Hu, Judith moet er niet aan denken dat die laatste lamp ook nog zou knappen. Ze schuift weer wat dichter naar Chris toe. Opeens stoot Chris haar aan. ‘Ik hoorde iets, het lijken wel stemmen’. Chris fluistert de woorden tegen Judith, zodat hij ondertussen kan blijven luisteren. Judith hoort het nu ook. Er klinken zware stemmen achter de dubbele deur. Daar komt eindelijk hulp voor hen! Ze springen van de kist en lopen naar de deur. Ze willen roepen om de aandacht te trekken, maar dan horen ze al dat een sleutel die in het slot van de dubbele deur gestoken wordt. Judith slaat van blijdschap haar handen in elkaar. Ze zijn gevonden, wat heerlijk. Ze horen hun redders met elkaar praten terwijl er blijkbaar verschillend grendels verschoven worden. Gek, dat ze de twee gezochten niet alvast toeroepen, maar ja, ze weten natuurlijk ook niet dat ze precies in deze ruimte van het museum zitten. ‘Het loopt gesmeerd, hè, horen ze een mannenstem zeggen. Ik moet zeggen, het plan was meesterlijk. Nu kunnen we ons beeld zó meenemen. We hadden het nooit van het podium gekregen, met al die beveiligingscamera’s.’ Judith gelooft haar oren niet. Ze kijkt naar Chris. Die houdt zijn vinger voor zijn lippen om haar te laten weten dat ze stil moet zijn. Chris is net zo verbaasd als Judith. Dit zijn geen mensen die hen te hulp komen…. deze mannen willen wat uit het museum stelen! Chris weet opeens heel zeker dat het gaat om dat 15e soldatenbeeld. ‘We moeten ons verstoppen’, fluistert hij tegen Judith, ‘…. dieven! Snel, achter die grote kist daar.’ Judiths hart klopt opeens in haar keel. Tegelijk hoort ze de sleutel in het slot omgedraaid worden. Ze vliegt achter Chris aan, achter een grote kist die dicht bij de deur staat. De deur gaat open. Er komen mensen binnen. De deur wordt direct weer dicht gedaan. Chris kan net om een hoek van de kist heen kijken. Hij telt vier mannen, die achter elkaar door het magazijn lopen. Hulpeloos kijkt hij naar Judith. Hij kan bijna niet geloven dat het waar is, wat hen overkomt. Eerst zaten ze alleen maar opgesloten. Maar nu kunnen ze elk moment in de handen vallen van een stel gevaarlijke misdadigers. Wat kunnen ze nu nog doen? |
|||||
|