| |||||
“Prima, dan laten we het hierbij. Zoals gezegd, de opname volgt over een maand. U zult daarvan één dezer dagen thuis nog een schriftelijke bevestiging ontvangen.” Deze woorden van dokter Kloosterziel galmden nog na in Karlijns gedachten. Ze zat achterin de auto op weg naar huis. “Wat ben je stil, meisje,” zei Janine meelevend, en ze draaide zich al worstelend met de autogordels op de passagiersstoel om, om Karlijn die op de achterbank zat aan te kunnen kijken. “Hmhm,” antwoordde Karlijn ietwat afwezig. “Beetje aan het nadenken.” “Aha,” zei Janine, en even bleef het stil. “Wil je die gedachten dan misschien ook delen?” “Mwah. Hoeft niet per se,” zei Karlijn schouderophalend. Ze wist toch wel dat haar moeder èn vader precies wisten welke gedachten er door haar hoofd spookten. Bij hen zou het wel niet veel anders zijn, dacht ze. Maar ze had eigenlijk helemaal geen zin daar nu over te praten. Op haar gezichtje verscheen een vastbesloten uitdrukking. Ze wilde er eerst zèlf nog eens goed over nadenken. Niet dat ze eruit zou komen, maar toch. Het ging over háár, het waren háár gedachten en ze wilde eerst eens alléén over dit laatste gesprek met dokter Kloosterziel nadenken. Als ze er een beetje uit was, dan zou ze wel willen praten. Niet dat ze verwachtte eruit te komen zonder vragen aan haar ouders te stellen, maar dat maakte voor nu niks uit. Nu wilde ze gewoon stil achterin de auto zitten, zònder iets te zeggen, gewoon stil met haar eigen gedachten. Het besluit was al genomen, de opname over een maand stond vast, maar er was nog genoeg om over na te denken en dat deed ze eerst zèlf, àlleen. Janine draaide zich met een gelaten glimlach weer om, keek Bertrand eens van opzij aan, en wachtte rustig de reactie van hun jongste dochter af. Ze wist dat die normaalgesproken nooit lang op zich liet wachten. “Pap?” vroeg Karlijn een paar minuten later. Janine keek hoopvol maar vragend, in afwachting op wat Karlijn zou zeggen over het zojuist afgelegde ziekenhuisbezoek, naar Bertrand en ontving een optimistische knipoog terug, waaruit ook Bertrands gelijkgezinde hoop sprak. “Ja?” “Kunnen we misschien nog even langs Nina rijden?” “Euhm… nu?” Dit was niet de vraag die Bertrand verwacht had, en hij moest zichtbaar en hoorbaar even schakelen in zijn gedachten. “Toe?” Bertrand wierp Janine een vragende blik toe, maar ook Janine`s blik richting Bertrand was evenzo vragend, en dus antwoordde hij: “Maar Karlijn, we zijn bijna weer thuis. Nog een paar kilometer en we zijn er.” “Please?” vroeg Karlijn nog eens. “Anders bèl je haar toch gewoon even als we thuis zijn?” zei Janine. “Ja, maar dat is toch anders? Ik wil gewoon even met haar praten en haar vragen of ze al toestemming heeft voor het logeren bij oma, en zo.” “Bel maar even als we thuis zijn. Dan krijg je vast ook wel een antwoord op die vraag en kun je even met haar praten,” zei Bertrand. “Hm, dan kom ik toch nèrgens meer…,” zei Karlijn bokkig. “Nou, nou, nou, kom Karlijn… dat is wel een beetje overdreven, hè.” Bertrand vond de wending die dit gesprek nam alles behalve plezierig. “Pfff…” “Nou Karlijn, wat is er nou?” vroeg Janine. “Niks! Laat maar!” In een mix van verdriet en boosheid sloeg Karlijn demonstratief haar armen over elkaar en keek ze naar buiten. Bertrand schudde zijn hoofd eens en gebaarde Janine dat ze het er eerst maar even bij moest laten. Hij en zij wisten allebei wel waar deze bui van hun dochter door veroorzaakt werd. Meestal hielp het wel om door te vragen en te zorgen dat hun dochter ging praten, maar nu had dat volgens hem geen zin. Ze waren alle drie weer moe en aangedaan door het gesprek met dokter Kloosterziel. En zulke gesprekken voeren in de auto terwijl je elkaar niet aan kon kijken, dat leek Bertrand op dit moment tòch niet de meest ideale situatie. “Luister,” zei Bertrand iets later. “Als we thuis zijn, dan bel jij Nina op. Je kijkt of ze al weer thuis is uit school en dan vraag je of het goed is, dat je even langskomt. Vervolgens pakken we de fiets en fietsen we met z`n tweetjes naar Nina toe. Dan ben jij er weer even uit, je bent bij Nina geweest en je hebt kunnen bijkletsen met d`r. Bovendien heb ik dan hopelijk mooi de kans één van Nina`s ouders te spreken te krijgen over het logeerpartijtje. Als ze niet thuis zijn, dan fiets ik weer naar huis. Nina kan met je mee terug fietsen naar huis en anders bel je maar, dan kom ik je wel weer halen.” Het bleef verdacht lang stil op de achterbank, al zag Bertrand in de achteruitkijkspiegel Karlijns gezichtsuitdrukking wel veranderen van nukkig naar iets meer opgeklaard. Het was zichtbaar dat ze wel wat in haar vaders idee zag. “Karlijn, zèg eens wat,” zei Janine. “Nou…” Karlijn begon voorzichtig. “En als dat dan te ver is?” “Hoe bedoel je?” vroeg Bertrand. “Te ver?” “Ja, nou, als ik dan niet zo hard en zo goed mee kan komen?” “Karlijn, heeft papa jou ooit in de steek gelaten?” vroeg Bertrand met gefronste wenkbrauwen. “Neuj.” “Waarom zou ik dat nu dan wèl doen? Hm?” Bertrand parkeerde de auto voor het huis, maakte zijn autogordel los en draaide zich om naar Karlijn. “Papa weet heus wel dat het je moeite kost, maar dan help ik je toch gewoon mee? Ik kan je heel goed duwen, hoor. Dan pak ik je gewoon net als vroeger in je nekvel of op je schouder vast en dan duw ik je vooruit.” Karlijn glimlachte magertjes: “Als je dan maar niet zo hard knijpt als vroeger.” “Doe jij de deur alvast open?” vroeg Bertrand nonchalant met een knipoog aan Janine, en hij drukte haar de huissleutels in de handen. “Ik moet namelijk héél nodig naar het toilet.” “Ik óók!” riep Karlijn uit. Bertrands aanpak leek te werken en Janine, die het na de knipoog van Bertrand ook snel door leek te hebben, speelde mooi mee: “Nou, wie het eerst komt… en ik heb de sleutels, haha.” Janine stapte uit de auto en liep naar de voordeur, op de voet gevolgd door Karlijn, die haar probeerde bij te houden, maar nog wat houterig stapte door het veertig minuten stilzitten achterin de auto. “Toe, mam, toe! Dan zijn wij eerder dan papa!” Karlijn leek haar bui van net al weer helemaal vergeten te zijn. “Jij eerst dan?” “Jep.” “Nou, vooruit.” Janine opende de voordeur en liet Karlijn gauw binnen. “Papa tegenhouden, hoor!” riep Karlijn achterom naar haar moeder. “Ja, doe ik!” Janine speelde lekker mee, ging vol in de deuropening staan en probeerde Bertrand tegen te houden, onder luid gelach van Karlijn die inmiddels tegen de zijkant van de deur van het toilet geleund stond. “Oh, dat is zo gemeen, twee tegen één. Nu moet ik weer naar boven… als ik er langs gelaten word tenminste,” zei Bertrand. Vliegensvlug stak hij zijn handen uit naar Janine en kietelde hij haar in haar zij. Dit zorgde ervoor dat Janine de deurposten wel los moest laten en Bertrand snel langs haar heen kon glippen. “Haha, verloren! Ik was slimmer!” riep Bertrand plagend, en hij stak zijn tong uit tegen zijn beide meiden, terwijl hij gauw de trap opliep naar boven. |
|||||
|