| |||||
“Hoi Nien, met mij." Karlijn probeerde vrolijk te klinken. “Hé Karlijn, ik wachtte al op je belletje. Heb je m`n sms`je nog gehad? Hoe istie? Zijn jullie weer thuis? Hoe was het in het ziekenhuis?” vroeg Nina achter elkaar door. Ze was benieuwd naar het verhaal van haar vriendin over de uitslag van de onderzoeken. En ze had ervoor gezorgd dat ze de hele middag dicht bij een telefoon in de buurt geweest was. Maakte niet uit of het haar mobieltje of de vaste huistelefoon was. Gewoon voor het geval Karlijn zou bellen of een berichtje terug zou sturen. “Mja, wel goed, hoor,” sprak Karlijn het standaardantwoord uit. Onwillekeurig kwam er een glimlachje tevoorschijn, omdat haar beste vriendinnetje, zoals haar eigen was, een stortvloed aan vragen afvuurde. “Ècht? ” klonk het twijfelend uit Nina`s mond. "Vertel hoe het was in het ziekenhuis." “Nou eh… ja…” “Nou?” drong Nina aan, terwijl ze op het puntje van haar stoel zat. "Ja, was eigenlijk niet zo goed," zei Karlijn nu zachtjes en de glimlach op haar gezichtje verdween weer langzaam. "Ze denken nou bijna zeker te kunnen zeggen dat ik een spierziekte heb, die alleen maar erger wordt… als ze er niks aan doen.” Aan beide kanten van de lijn bleef het enkele seconden stil, voordat Karlijn vervolgde met: “Dan word ik zo slap als een schoteldoekje, Nien." "Hm," stootte Nina een luistergeluidje uit, want meer wist ze even niet te zeggen. "Die scan was mislukt of zo. Of hij is heel erg, blijkbaar. En die biopt was duidelijk dat die spier was aangedaan door de spierziekte En de bloedwaardes waren ook nog steeds niet zo goed." "Das niet zo mooi. En nou? Weten ze al wat het precies is en wat ze eraan gaan doen?" “Ja, deels wel, geloof ik. We moeten over twee dagen weer terug en dan horen we verder hoe of wat. We hebben allemaal papieren meegekregen en zo, en die moeten we dan doornemen. Maar ik ben bang dat ik een poosje, weet niet hoelang, in het ziekenhuis moet liggen,” beëindigde Karlijn de hele korte samenvatting van de lange middag in het ziekenhuis en de veelheid aan informatie die ze over zich heen gekregen had. “Ècht? Das balen!” floepte Nina eruit. “Ja, ècht wel,” antwoordde Karlijn. “Maar dan kom je toch wel op bezoek?” “Túúrlijk. Ik laat m`n liefste vriendinnetje niet zielig en alleen in het ziekenhuis liggen, hoor!” “Oh, gelukkig dan maar.” “Zal ik nu anders ook even langskomen. Kunnen we even babbelen. Vind ik leuker dan via de telefoon…, al is dat óók hartstikke gezellig natuurlijk, hè!” “Haha ja, ik wou al zeggen. Maar… morgen ook goed, Nien? We gaan zo eten en dan denk ik dat ik lekker m`n bedje in duik, want ik ben echt hartstikke moe. Heb hier net ook al even liggen slapen op de bank. Sorry.” “Daar hoef je echt geen sorry voor te zeggen hoor. Snap ik toch!” “Nou, vind het anders wel vervelend, want anders is het best gezellig.” “Geloof me Karlijntje, morgen is het óók nog gezellig. Rust jij nu maar lekker even uit. En dan vertel je morgen maar verder, oké?” “Oké, goed. Dank je wel, lieve Nien.” "Tot morgen, lieve Karlijn." "Tot morgen..." |
|||||
|