| |||||
„Rapporteer,” droeg generaal Korfos luitenant Menkar op, zodra die en zijn metgezel in de houding zwommen bij het verschijnen van de koning en zijn gezelschap vanuit de mijnschacht. „We hebben het achterste deel van deze gang doorzocht, zoals u het opgedragen had,” antwoordde Menkar, een flink uit de kluiten gewassen waterling met een groenig blauwe luminescentie van verschillende helderheid en tint. „Er is géén doorgang tussen het puin dat de gang afsluit en het plafond. Ook is er geen opening te vinden in de kerkers in dat gedeelte. Tenminste,” — Tirashya bloosde toen de imposante militair haar een nieuwsgierige blik toezond en zijn zin afmaakte met: „…niet met ňnze beperkte zintuigen.” „Dank u,” antwoordde Silvaeo, waarop Tirashya haar vader tot haar verbazing in haar richting zag draaien. Hij zei: „Tirashya, je vertelde me dat er een ingang van buitenaf is om in het gangenstelsel te komen.” Ze voelde haar blos gloeien. Aarzelend knikte ze. Ze wilde het geheim van ‘haar’ gang eigenlijk niet prijsgeven, maar realiseerde zich dat ze er niet meer omheen kon omdat ze haar vader tijdens de afgelopen nacht al van het bestaan van de ingang verteld had — toen Nirot hen had gevolgd. Haar vader vroeg nu: „Ook heb je me verteld hoe Hagiysh vanuit deze gang in jouw geheime gang verscheen.” Opnieuw knikte ze, maar dit keer had ze een heldere ingeving waarmee ze zich probeerde in te dekken: „Ik weet alleen niet waar die doorgang begon, die Hagiysh gebruikte…Het hóéft niet in deze gang te zijn…” „Nee, daar ben ik mij van bewust, meisje. Ik vermoed ook dat die opening eenvoudiger te vinden is vanaf de andere kant — vanuit jóúw geheime gang.” Tirashya schrok en reageerde: „Wat!? Maar…!” „Meisje, als die gang, de gang van Halin, Gescor en de derde gevangene — Ornak — nog toegang biedt tot de gangen en daarmee tot het paleis, zullen wij genoodzaakt zijn hem voorgoed te blokkeren. Dat zal de piraten beletten om hier nog langer gestolen goederen te verbergen.” Tirashya keek sip, al zag ze de noodzaak van die voorgestelde actie wel in. Toch sputterde ze nog: „Maar de meeste van die gestolen spullen hebben we toch nog niet eens gevonden!?” „Nee, dat is waar,” gaf Silvaeo gelijk toe. „De spullen die we tot nu toe aangetroffen hebben waren zó ver vergaan dat het bijna onmogelijk is dat dŕt de voorwerpen en de goederen zijn die door de piraten van hoge waarde worden geacht. Daarom moeten we nog verder zoeken. Wil jij samen met mij eens door dit deel van de oostelijke gang zwemmen en mij vertellen of je een opening kunt vinden in de wanden van de kerkers?” Aan zichzelf moest Tirashya toegeven dat ook zij toch wel héél benieuwd was naar hoe Hagiysh ineens achter in háár geheime gang had kunnen verschijnen… Het jonge prinsesje zwom naar voren, om haar vader te gehoorzamen, maar zei: „We hoeven niet door de gang te zwemmen.” Ze stootte een voor de andere waterlingen onhoorbare impuls uit, waarvan de stille echo’s in haar hoofd bijna direct een gedetailleerd driedimensionaal ‘bewustzijn’ van haar omgeving vormden: het was geen afbeelding, geen hologram, maar een ‘weten’, dat ze verder inkleurde met haar verbeelding. Ze zou de ervaring nooit adequaat aan iemand kunnen uitleggen. „Mmmm,” deed ze nadenkend, waarbij ze haar onderlip iets omhoog duwde. Recht voor hen uit eindigde de gang in het schuin tot aan het plafond oplopende puin dat daar al zó lang opgehoopt lag. Langs de wanden, in hun richting, vormden de oude kerkers regelmatige uitstulpingen in de rots, elk met een ruwe brits en een verweerd traliehek als enige aandenkens aan de tijd dat de cellen nog in gebruik waren. In sommige van die ongetwijfeld naargeestige ruimten kronkelden een paar blinde holenvisjes rond, stilstaand in de onverlichte momentopname in Tirashya’s hoofd, die zoals altijd al snel weer begon te vervagen. Opnieuw een impuls. Ditmaal fronste ze en nam ze een teug water om iets te gaan zeggen — maar ze aarzelde. „Wat is er?” fluisterde haar vader naast haar. „Ik meende…,” begon Tirashya, die intussen alweer een nieuw signaal had uitgezonden en nu haar uiting een vastere gestalte gaf: „Ja!” Ze schoot vooruit, het achterste deel van de oostelijke gang in. Haar vader en generaal Korfos volgden haar zonder te aarzelen, maar razend nieuwsgierig naar wat ze ontdekt had. |
|||||
|