| |||||
„Whooooah,” uitte ze onwillekeurig, waarbij ze haar snelheid inhield. Direct reageerde haar vader door stil te houden en gespannen te vragen: „Wat is er?” De hele groep kwam tot stilstand. Tirashya vond het niet nodig de impuls te herhalen maar zei: „Voor ons uit is het èng.” Ook in het geluid van haar eigen stem en die van haar vader, zelfs in het kloppen van hun harten, het rustige peddelen van hun pantserplaten en het stille ruisen van hun waterhaling, ‘zag’ ze de ondefinieerbare vorm voor zich uit — al was het veel vager en veel minder diep dan met een energiestoot. Twee enorme, holle ogen leken haar vanaf een afstand van ongeveer drie tarai aan te staren — smal en naar elkaar toe neigend aan de top; breed aan de basis. Het waren maar openingen van een vertakking in de gang — zo leek het nú, maar de sensatie die ze zojuist had gehad toen ze actíéf peilde had haar een blik achter die openingen geboden die er geen twijfel over liet bestaan: als zij díé oneindigheid binnen zou zwemmen, zou ze… Ze huiverde. Ze wist niet precies wat ze zou, maar één ding wist ze zéker: „Dáár ga ik niet naar binnen.” „Wáár!?” wilde Rehinor weten. „In die splitsing!” antwoordde Tirashya. De anderen tuurden voor zich uit in het duister. „Ik zie niets,” zei Eliyna. „Dat zègt niets, Eliyna,” antwoordde hun vader meteen. „Huh?” reageerde Eliyna daarop met een vragende blik in Tirashya’s richting, terwijl Silvaeo tegen Korfos zei: „Wilt u het bestaan van die vertakking even bevestigen?” De generaal knikte en peddelde vooruit, waarbij Silveao hem nog toevoegde: „Ga er niet binnen!” „Nee, Sire,” antwoordde Korfos. „Wèlke vertakking!?” wilde Eliyna weten. „Dat zie je zó wel,” kondigde Rehinor droogjes aan. „Ons zusje blijkt een gave te bezitten.” „Oh?” „Splitsing aangetroffen,” meldde Korfos, zodra direct vóór hem de vreemdvormige openingen zichtbaar werden. „Wah…,” liet Eliyna haar mond openvallen, waarop ze ongelovig van de dubbele opening naar Tirashya keek. „Hoe…!?” „Echolocatie,” lichtte Rehinor haar eenvoudigjes in. „Ma heeft er óók last van. Maar minder, geloof ik.” Eliyna staarde Tirashya aan en stamelde: „Echo— …locatie!? Een wáterlinge!? En Mam óók!?” „Mm-hmm!” knikte Tirashya verlegen. „Ja,” klonk nu de stem van hun vader. „Vraag me niet hoe het kàn, Eliyna, maar je zusje hier heeft er intussen blijk van gegeven over een fenomenaal hoog oplossend vermogen te beschikken.” Hij keerde zich naar Tirashya en vroeg: „Door wèlke van die twee openingen wil je niet naar binnen, meisje?” „Dat is… gewèldig…,” mompelde Eliyna, terwijl Tirashya haar hoofd schudde en zei: „Geen van beide.” „Wat is daar dan?” drong Silvaeo bij haar aan, waarbij hij zijn vriendelijke gezicht vlak voor het hare bracht en Tirashya hem bijna huilend aankeek. „In de echogrot met de lichtende letters kan ik mijn omgeving niet peilen,” pruilde ze. „Maar… daar is het tenminste één ruimte!” Ze keek langs het gezicht van haar vader naar het opnieuw duistere deel van de gang dat zich nog uitdagend voor hen uitstrekte en zei, terwijl Korfos zich weer bij hen voegde: „Dáár… achter die openingen… Ik probeerde het net te peilen?” „…En?” hielp haar vader haar op weg. „Mijn signaal kwam wel miljóénen keren terug, steeds zwakker en zwakker… Eindeloos, leek het wel. Totdat het…” Ze schudde haar hoofd opnieuw, keek naar hem terug en pleitte emotioneel: „Alstublieft, daar níét heen, Pappa! Ik kàn er niet heen, ik zou er stapelgek worden, volgens mij, als ik daarin zou gaan en mijn positie zou proberen te bepalen! Ik vind het al eng om het van hier af te proberen… maar als ik daar in ga, weet ik niet hoe mijn hoofd de omgeving aan mij gaat laten zien.” Ze snikte: „Alstublíéft, hoeven we dáár niet naar binnen — we zouden er nóóit meer uit komen! Kunnen we teruggaan? Alstublieft!?” Ze zag hoe haar vader de generaal aankeek. „Een doolhof?” „De eigenlijke mijn?” vroeg Korfos terug. „Het zou goed kunnen,” knikte haar vader. „De andere zijgangen waren maar kort — steekproeven, mogelijkerwijs.” „Met een lange vezeldraad die in de gang verankerd wordt, kan het doolhof wel bezwommen worden,” opperde Rehinor. „Dat zou een optie zijn, maar die middelen hebben wij nu niet voorhanden,” overwoog hun vader, terwijl Tirashya angstig haar hoofd schudde en „Nee…!” fluisterde. Ze voelde hoe Eliyna een hand op haar arm legde en keek naar haar oudste zus die zei: „Dat zou dan maar één route door het doolhof zijn. Niet noodzakelijkerwijs representatief, vrees ik. Of je moet er meerdere keren in willen gaan.” Tirashya keek haar vader nogmaals smekend aan en zag aan zijn gezicht dat hij een besluit nam. „Hoe het ook zij, we gaan hier nú níét verder,” zei hij. „Tirashya, kun je ons iets zeggen over of het doolhof leeg is of niet?” Ze knikte en zei: „Wil iedereen even stil zijn, dan?”, voordat ze haar vaders hand vastpakte en wachtte tot de echo’s van haar eigen stem uit de twee grofweg driehoekige openingen weggeëbt waren. Opnieuw zond ze een impuls uit. Opnieuw werd die ontelbaar keer teruggekaatst. Helder vormden zich ruwe wanden, grote en kleinere openingen, een netwerk van tunnels en doorgangen, zuilen, schachten — tot het net als de vorige keer allemaal onbestemde, scherpe lijnen en vormen werden, die in zichzelf leken te imploderen en het geheel een steeds minder duidelijk gevormde maar niet minder angstaanjagende brij werd in haar hoofd. „Het is bijna leeg,” zei ze trillend. „Hier en daar iets harder materiaal, lijkt het wel, maar niet véél. Voor de rest gewoon… hetzelfde steen als de paleisrots. Ongeveer. Vermoed ik. Ik weet het niet zéker — het spijt me…” „Nee, het is goed, meisje,” hoorde ze haar vader zeggen. Dankbaar kneep ze hem in zijn hand. Hij vervolgde: „Dan gaan we maar terug.” Ze ontspande zich en draaide zich subiet om, waarbij haar blik op een klein, rond gaatje in de rotswand viel dat eerder als een onbeduidend echo’tje bij haar binnen was gekomen: onderdeel van de onregelmatige rotswand. Ze schonk er geen aandacht aan. Ze kon maar aan één ding denken: ze hoefde gelukkig niet voorbij de splitsing! Niet veel later meldde kroonprins Rehinor zich in de grot van de lichtende letters, waar hij vanuit het gat in het plafond in een rechte lijn schuin door de ruimte richting de roze lichtende luminescentiegestalte van zijn moeder zwom. Samen met heer Lersac en Yanaeka bekeek ze een stuk van de kromming die de overgang tussen het plafond en de wanden vormde. De andere geleerden bevonden zich elders in de zaal. „Moeder?” Quevéra keek op en reageerde vriendelijk: „Rehinor?” „Ik breng een bericht van vader en de anderen,” kondigde hij aan. Zij glimlachte afwachtend naar haar oudste zoon. |
|||||
|