| |||||
Haelle rent vrolijk door het bos, ze is zich nergens meer bewust van. Ze rent, danst en springt overal heen. Ze speelt vrolijk wat met de jonge diertjes die nu uit hun holen tevoorschijn komen. Na een paar uur worden de diertjes, met wie ze aan het spelen was, moe en druppelen een voor een af en keren terug naar hun burchten en holen. Haelle rent teleurgesteld weg op zoek naar andere dieren. Ze rent door het bos, eventjes twijfelt ze als ze bij de rand van het bos staat maar als ze de vrolijke muziek en stemmen hoort rent ze onmiddellijk de kant van dat geluid op. Er brandt een vuurtje in een korf en er staan een heel aantal mensen lachend om heen. Er staan een paar mensen met iets in hun handen dat geluid maakt, het geluid dat ze maken is zo onweerstaanbaar voor de vrolijke Haelle. Haar voeten vinden automatisch een ritme en een dans aan het lied dat ze spelen en ze danst zonder nog maar over iets na te denken. Dan hoort ze iemand naar haar roepen en mensen wijzen naar haar. Haelle stopt met dansen en kijkt de mensen verschrikt aan. Ze wil weg rennen maar er is een kring om haar heen gevormd en weg rennen is dus onmogelijk geworden. De kring mensen vraagt haar van alles. Ze staat daar midden in de kring, de muziek is opgehouden en ze voelt de angst door haar lijf gieren. “Hey, laat dat meisje gewoon met rust, zij hoorde ons gewoon en deed een beetje dom dat is alles! Laat haar gaan!” De diepe basstem van de jongen galmt nog even na. Haelle kijkt de jongen dankbaar aan, dan voelt ze een schok door haar lichaam gaan. Ze schrikt zo erg van dat ze bijna omvalt. Ze denkt onmiddellijk aan de woorden van haar oudere zus Luthién. “Blijf niet te lang in hun gezelschap. Denk aan de Regel!” Dan gaat er nog een schok door haar lichaam heen en ze voelt dat haar lichaam valt, ze sluit haar ogen bang voor de klap die zal volgen. Ze voelt zich meegezogen door een enorme duisternis. Ze probeert zich omhoog te duwen, ze wil die duisternis niet in maar het lukt niet. De kracht vloeit langzaam uit haar lichaam. Ze voelt niets, ziet niets en hoort enkel het lage timbre van de stem van de jongen die het zojuist voor haar opgenomen had. Zijn woorden malen door haar hoofd, ze blijven door haar hoofd zweven als zoemende bijen. Ze wil ze weg hebben, niet meer horen, maar elke beweging is onmogelijk en elke herinnering lijkt vervaagd. Het enige waar ze aan kan denken is de jongen. Zijn stem, zijn uiterlijk. Aan hem. Haelle voelt dat de kracht bijna uit haar weg is, ze wil en kan zich niet meer verzetten en langzaam aan geeft ze zich er steeds meer aan toe. Dan voelt ze een zalige rust in haar hoofd, ze zucht van verlichting. Op dat moment ziet Luthién het doorschijnende Achterblijfsel van haar zusje zacht knipperend verdwijnen. |
|||||
|