| |||||
Luthién Helwanyé kijkt vanaf haar wolk naar de aarde. Haar wolk hangt lager boven de grond als gewoonlijk vanwege de hoeveelheid vocht in haar wolk. Echt slaap heeft ze niet. Haar benen bungelen over de wolk en ze voelt de kille nachtlucht langs haar tenen gaan. Ze doet niet zoveel. Ze kijkt een beetje rond. Dan voelt ze een zachte plof op haar wolk. Geschrokken draait ze zich om. Ze kijkt midden in het lachende gezicht van haar zusje: Haelle. Haelle grijnst om haar geschrokken gezicht en gaat naast haar zitten en slaat een arm om haar zus heen: “Lieve zus van me, heb je niet zin om wat te gaan doen? Ik wel namelijk ik verveel me kapot hier.” Ze wacht op een antwoord maar zelfs voor Haelle wordt het na een poosje duidelijk dat ze geen antwoord terug krijgt. “Zullen we wat gaan wandelen?” Geschrokken kijkt Luthién op. Dat was precies waar ze al die tijd aan heeft gedacht. Het si zo gevaarlijk als wat maar toch…… Ze heeft nooit wat te doen. “Oké, maar dan doen we wel voorzichtig en zodra je wat verdachts ziet dan neem jij ej eigen vorm aan en ga je naar je wolk en ga je slapen. Oké?” Haelle knikt heftig en geeft haar zus al een dikke knuffel. Ze springt en danst blij rond op de wolk ondertussen gillend dat Luthién de beste zus is die ze zich wensen kan. Luthién kijkt om zich heen. Het voel wat onwennig om met een mensenlijf rond te lopen. Ze heeft dit al zolang niet meer gedaan. Gedachteloos loopt ze wat rondjes in het parkje waar ze getransformeerd is. De mooie treurwilg die er staat ziet er nu wat sinister uit. Ze huivert een beetje en besluit om het parkje uit te lopen. Gedachteloos loopt ze naar het pad van asfalt. “Je mag wel uitkijken hoor!” Snauwt een mannenstem dan, de stem slaat een beetje over. “S-sorry, ik was een beetje te diep in gedachten denk ik. Het spijt me.” Dan kijkt ze op. Ze staan onder een lantaarnpaal en daardoor kan ze het gezicht van de jongen goed onderscheiden. Hij heeft mooie chocolade bruine ogen en een dikke bos roodblond haar dat in de war zit. Luthién vergeet even alles als ze in zijn ogen kijkt en dan schiet ze los. De Regel. Ze mag de Regel niet schenden maar de jongen kijkt haar nu zo vreemd aan. “Hoe heet je?” Langzaam kijkt Luthién weer op naar hem. “Luthién Helwanyé en hoe heet jij?” “Ik? Ze noemen mij altijd Pip maar mijn volledige naam is Phillip McFellagane. Maar waar kom je vandaan en hoe oud ben je?Ik heb je nog nooit hier gezien.” “Ik moet gaan. Ik moet naar huis. Sorry dat ik je lastig viel.” Ze sprint zo hard als ze kan naar de treurwilg en gaat in zijn beschermende krans van bladeren staan. Langzaam begint ze de woorden in haar geest toe te laten. Ze beginnen in haar hoofd te dreunen en ze probeert alleen nog aan de woorden te denken, en aan haar wolk. Nog geen minuut later zit ze op haar wolk bang dat ze naar haar toekomen omdat ze de Regel overtreden heeft. Ze is zo ongelooflijk bang dat iemand het ontdekt heeft. Dan merkt ze pas op dat haar zusjes slapende Achterblijfsel nog steeds op haar wolk licht. |
|||||
|