| |||||
„Voelt u dit, Hoogheid?” wilde Ishtaran weten. Gabriëlle voelde de vingers van de medica lichtjes op een plek in Lidhia’s rug drukken — een verhoogde richel bovenop haar wervelkolom. Ze knikte: „Ja, medica.” „Dàt is de fernittri-kolom,” legde Ishtaran uit. „Dat vermoeden had ik al,” antwoordde Gabriëlle serieus, naar aanleiding van haar jongste fysieke ervaring. „De pantserplaten worden door een hele serie spieren aangestuurd — elke pantserplaat heeft zijn eigen spiergroep, waarvan we sommige preciezer kunnen aansturen dan de andere,” vervolgde Ishtaran haar les. „Vanuit de fernittri-kolom wordt de sluitreflex aangestuurd.” „Maar als luchtling hèb ik niet zo’n kolom — wij luchtlingen hèbben geen pantserplaten,” probeerde Gabriëlle Ishtaran aan de tekening uit het medisch archief te herinneren. „En geen lumi-patroon,” voegde ze daar beteuterd aan toe, met een teleurgestelde blik op Lidhia’s armen, die ze al niet meer had zien glimmen sinds de schelp zich in een reflex gesloten had. „Al die dingen die ik zèlf niet heb? Géén idee, hoe ik die moet sturen!” „Maar het is duidelijk dat uw sluitreflex normaal werkt, en dat is toch wel een belangrijke functionaliteit,” antwoordde Ishtaran. „Ik zou zo graag Lidhia’s luminescentie willen kunnen áánzetten,” mijmerde Gabriëlle. „Zou ook wel handig zijn óók, of niet?” „Ik heb nog geen flauw idee hoe ik u dat zou kunnen léren, Hoogheid,” gaf de medica toe, die van nature in haar rol viel. „Maar het is intussen wèl gebleken dat u normaal kunt functioneren, al is het misschien met enkele beperkingen.” „Goed,” zei de koningin. „In dat geval zullen wij ons nu naar het catrissum begeven, want ik ben erg benieuwd hoe het met je vader — koning Silvaeo — is. Straks bij de gasten zal ik de uitleg van je beperkingen wel even aan die rog koppelen.” Met een samenzweerderige knipoog in Gabriëlles richting voegde ze daar nog aan toe: „Dat is nog wáár ook, en we hoeven ze tenslotte niet àlles te vertellen wat wij weten.” „On a need-to-know basis only,” intoneerde Gabriëlle met een knikje. De beide dames gaven haar een schaapachtige blik, waarop Gabriëlle uitlegde: „Is Engels. Komt uit een film.” De uitheemse woorden klonken, evenals het Engels zelf, nog het meest alsof een dolfijn ze uitsprak. De gezichtsuitdrukkingen van Lidhia’s moeder en de medica vertelden Gabriëlle dat ze niet te volgen was voor de waterlingen. „Laat maar,” bloosde ze. „Niet belangrijk — en dàt kan ik niet uitleggen…” Door de gangen zwommen ze: de koningin, de onverlichte prinses en de medica, vergezeld door hun lijfwachten. Gabriëlle baalde ervan dat ze Lidhia’s luminescentie niet kon bereiken. Ze had er intussen geen idee van waar ze nu naartoe gingen: catrissum was voor haar een nieuw woord, al begreep ze het schijnbaar intuïtief als ‘hal van de snelzwever’. Ze was nieuwsgierig genoeg om ernaar te vragen, maar ze begreep heel goed dat ze dat vanwege de lijfwachten nu niet kòn, al zou ze waarschijnlijk niet lang hoeven te wachten. Dit gedeelte van het paleis, dat zij nog niet eerder bezocht had, bood intussen voldoende visuele afleiding. Ze kwamen uit een gang, die door een stuk rotswand werd afgescheiden van de rest van de ruimte. Zodra ze om die wand heen zwommen, lag het catrissum voor hen. Het deed Gabriëlle nog het meest denken aan een ‘shuttle bay’ in één van de ruimteschepen uit Star Trek. Links van hen gaapte een enorme afgeronde opening die uitzicht gaf op het open zeewater, ergens vanuit een zijkant van de paleisrots. De grote ruimte was hoog — wel drie luchtlingse verdiepingen, schatte Gabriëlle — en leeg, met in de lichtgrijze vloer een gekleurd lijnenpatroon. Dat deed Gabriëlle aan de gymzalen van het CVC denken. Toch leek het ‘snelzweven’ haar niet zozeer met sport als wel met techniek te maken te hebben, afgaand op de gereedschappen die aan de achterwand van deze hal hingen. Ze slikte haar vragen omwille van het personeel in en besloot geduldig af te wachten. Al snel werd haar geduld beloond, al schrok ze in eerste instantie wel bij het zien van de vorm die uit het mistig blauwe water buiten het catrissum naderde. Het waren de kalmte en de zelfbeheersing van de koningin en de medica bij het naderen van het zeewezen, die haar zonder een woord maanden om zichzelf onder controle te houden en een scherpere blik op het onderwaterfenomeen te werpen. Zacht fluisterde ze bij de ontdekking van de vizieren: „Maar… dat is een onderzeeër!” „Dat is de snelzwever Pilkkakaia,” fluisterde de koningin onopvallend terug, terwijl het onderwatervaartuig de rest van ieders aandacht opeiste met een statige binnenkomst, waarna het parmantig rechtsom om zijn verticale as gierde. De lange voorvinnen, die schuin naar beneden stonden, vouwden zich kalm naar boven. De brede, gekromde zijdeur werd al opengeschoven. Rustig zonk het schip de drie meter om zonder noemenswaardige schok op de bodem terecht te komen, rustend op speciale nokken die onder de oksels van de flippers bleken te zitten. Tegen die tijd waren de meeste waterlingen al van boord gezwommen, waaronder generaal Korfos. De koningin schoot hem aan en vroeg: „Generaal Korfos, waar is mijn echtgenoot?” „Majesteit, koning Silvaeo en prins Rehinor zijn nog aan boord, op verzoek van magister Toenak.” „Juist,” knikte Quevéra hem toe. „Dank u wel.” Ze zwom naar de openstaande deur en ging naar binnen. Gabriëlle bleef buiten wachten: ze zag er tegenop om Rehinor weer tegen te komen en wilde het liefst naar Lidhia’s kamer gaan. Maar nog geen minuut nadat Lidhia’s moeder de Pilkkakaia was binnengegaan, kwam haar broer naar buiten zwemmen. Hij groette de medica en — naar hij dacht — Lidhia met een kort knikje, voordat hij zich bij hen voegde. Een ongemakkelijke stilte viel, die een paar keer door Ishtaran onderbroken werd in een poging een conversatie op te starten. Rehinor gaf er echter geen blijk van daar zin in te hebben en Gabriëlle kon zich wel voorstellen dat de medica niet goed wist waar ze tegenover háár veilig over zou kunnen beginnen met de niet-ingewijde kroonprins in hun gezelschap. „Men gaat de poort sluiten,” wees Ishtaran. Gabriëlle keek, en zwom met een „Leuk!” bij haar metgezellen vandaan naar de grote opening in de wand. Die bleek van een zelfde soort roldeur te zijn voorzien als de andere kamers in het paleis — alleen veel groter en zwaarder. Eigenlijk vond ze het sluiten van een grote deur niet zo boeiend, maar het bood haar een mooie gelegenheid om even op zichzelf en bij Rehinor uit de buurt te zijn. De ellipsvormige opening werd snel kleiner en deed Gabriëlle denken aan het krimpen van de maan tot een smalle sikkel. De zee buiten de rots zag er stil en verlaten uit, maar plotseling keken de medica en Rehinor geschrokken op bij een uitroep van prinses Lidhia. |
|||||
|