| |||||
9. Zonder een woord te zeggen komt de figuur over het pad lopend uit het verste kanaal lopen. De vier vrienden blijven staan en kijken allemaal met bezorgde blik naar de figuur die steeds duidelijker vormen begint aan te nemen. De hoogte van de man is het eerste wat opvalt. Dan de brede, uitstekende schouders. “Waarom vluchten jullie?” galmt een donkere stem door de kamer. De stem klinkt niet bedreigend. “Ik weet wat jullie moeten doormaken. Jullie leider dood, net als zoveel van jullie vrienden. Maar ik zeg jullie dat dit moest gebeuren.” De schim laat nu zijn kleuren zien in het blauwe spiegelende licht dat door de kamer schiet. Zilveren schakeringen met helder blauwe strepen die een volle gloed hebben. Niemand antwoord de medelijdende stem, die net in de schaduw van het kanaal is blijven staan. “Hoewel het misschien weinig uitmaakt, moet ik vertellen waarom Roog is omgekomen. Hij heeft samen met de vrouw jullie Prins omgebracht. Ik moest hem wel een halt toeroepen.” De stem is nog steeds medelijdend, maar Yona begrijpt dat dit alleen is om de leugen achter de stem te verhullen. “Jullie hebben de vrouw bevrijdt. Ik wil haar terug. Zij zal eerlijk worden berecht.” “En na dat zogenaamde eerlijke proces zal ze ter dood veroordeeld worden.” Yona hoort de onderdrukte woede in de stem van Yisti. “Hm, weet je wat… Lever de vrouw aan mij uit en ik beloof jullie vier een behouden uittocht uit deze stad.” De man stapt uit de schaduw en boven het glimmende pantser worden de met haat vertrokken ogen van Dren Mijnar zichtbaar. Met langzame schreden begint hij naar hen toe te lopen over het pad. “Of misschien worden jullie liever samen met haar hier in de krochten van deze stad geëlimineerd?” Yona hoort hoe Yisti achter hem zijn zwaard trekt. “Nooit zullen we haar aan jou overleveren!” Yisti neemt een paar grote stappen op Dren af, kijkt dan achterom om te zien of zijn broer hem volgt. Joulha legt zachtjes de kreunende Fiondalha neer en kijkt even op naar Yona. Die begrijpt direct wat Joulha van hem vraagt en knielt neer bij Fiondalha. Yisti glimlacht en wacht tot zijn broer bij hem is. Hij zal die kerel eens een lesje leren. Dren neemt ondertussen steeds meer ruimte tussen hen weg. Even nog kijkt Yisti achterom naar zijn broer, maar schrikt dan. Zijn broer ligt twee meter achter hem op de knieën. “Wat doe je?” bijt hij hem toe. Maar Joulha antwoord niet. Dan kijkt hij angstig naar Dren. Een gemeen lachje komt om diens lippen. “Hij was blijkbaar niet snel genoeg. Nu is het jij en ik!” Dren heft zijn handen op terwijl hij steeds grotere stappen neemt in de richting van Yisti. Een felle pijnscheut treft Yisti in zijn schouder, terwijl de kamer helder wit verlicht wordt. Bliksemschichten schieten vanuit Dren naar Yisti die door de klap op vloer valt. Terwijl Yisti ligt te kronkelen van pijn ziet hij vanuit een ooghoek hoe Joulha van de vloer opstaat. Dan houden de schokken op. Yona kijkt op van Yisti naar het wateroppervlak waar bovenop een jongeman staat met een ringbaartje en witte kleren. De kamer wordt met een zachtrode gloed gevuld. Dan loopt, nee zweeft, de man naar Yisti toe en kijkt hem liefdevol aan. Dan verdonkeren zijn ogen en went hij zijn blik naar Dren, die ondanks zijn formaat niet groter lijkt dan een kind bij deze man. Dren blijft met haat in zijn ogen staan en kijkt terwijl hij ziet hoe de man tussen hem en zijn prooi in komt staan. “Wie bent u?” “Jij mag hier niet zijn. Mijn dienaren krijgen een vrije aftocht, ongeacht wat jij denkt of doet.” De stem van de man is hard en dreigend. Yona verwondert zich over de kracht en de majesteit die de man uitstraalt. Hij is niet groter dan een gewone man van een jaar of 20, maar toch ook wel weer. Hij schijnt Dren volledig in bedwang te houden. “De stad is van jou, ook het land. Je hebt er recht op. Maar over deze vijf mensen zal je je macht niet uitstrekken.” Dan went de man zich naar het verschrikte groepje. “Er loopt een pad over het water naar de andere kant van de kamer, ga naar het kanaal, volg die totdat je bij de Elek komt. 30 stadia naar het zuidwesten ligt een dorp. Vraag daar naar de handelaar Iundil. Hij zal jullie naar een plek brengen waar je voorlopig veilig zal zijn. Maar haast je, hij staat op het punt om terug te keren naar zijn geboorteland.” Yona, Toi, Joulha en Yisti kijken terwijl de man met een handgebaar over het water wijst en er een pad ontstaat. Beduusd staat Yisti op. Hij heeft geen pijn van wat Dren hem heeft aangedaan. Hij klopt zijn kleren af en kijkt de man aan. Dan voegt hij zich bij Yona, Toi en zijn broer die Fiondalha weer heeft opgepakt. Angstig staan de vier voor het pad dat over het water loopt. Wie durft de eerste stap te zetten? Yona kijkt naar zijn vrienden en dan naar de man die met uitgestrekte arm nog steeds tussen hen en Dren instaat. Als deze man Dren in bedwang kan houden, is zijn pad ook betrouwbaar, denkt Yona en zet zijn voet op het pad. Hij loopt onbevreesd over het pad. Achter hem hoort hij zijn drie vrienden hem volgen. Wanneer hij aan het einde van de kamer is gekomen kijkt hij achterom om de man nog een keer te zien. Maar de kamer is leeg. Ook Dren is verdwenen. Zijn vrienden voegen zich bij hem en nog maar net heeft de voet van Joulha het pad verlaten of het pad wordt vloeibaar en wordt weer opgenomen door het water. Niemand zegt een woord. Ze kijken elkaar aan. Dan loopt Yisti verder het kanaal in. |
|||||
|