| |||||
De magister werd door de achtergebleven waterlingen bestookt met vragen over wat Girvoc allemaal gezegd had — en tot zijn irritatie met name over het contact tussen prinses Lidhia en de luchtlingen. Dat was nou juist het onderwerp dat hij met rust wilde laten…! Terwijl Toenak zijn best deed de vragen te sorteren, die op hem afgeschoten werden door de zich nu rondom hem verdringende maar gelukkig goedgezinde waterlingen, probeerde hij diplomatiek nietszeggende maar toch bevredigende antwoorden te formuleren. Tot zijn grote opluchting zag hij door een kortstondige opening in de kleurrijk lichtende kluwen van nieuwsgierige waterlingen de Pilkkakaia vanuit de richting van het paleis naderen. De schuin invallende, rustig golvende zonnestralen die de flanken en de rug van Liliaño’s vlaggenschip leken te strelen, gaven Toenak een goede indruk van de snelheid waarmee het toestel kwam aanglijden. Prinses Lidhia heeft in ieder geval haar boodschap overgebracht, concludeerde hij dankbaar, al hoopte hij vurig dat ze aan boord van de moderne snelzwever zou blijven en zich niet zou laten zien. Dat zou op dit moment zeer ongewenste aandacht op haar vestigen… Vanuit het onderwatervoertuig zag de situatie er een beetje anders — vooral grimmiger — uit, al had dat te maken met de persoon die de boodschap op het paleis gebracht had en de personen die in de tandem-uitvoering van de observatiekoepel zaten: generaal Korfos en niemand minder dan koning Silvaeo zèlf. „Wij gaan eerst met ons tweeën, generaal,” sprak de koning besluitvaardig. „Met netjes opgeborgen wapens en zònder verlichting. Ik wil géén onnodige indruk van agressie wekken.” Hoewel het duidelijk van Korfos’ gezicht viel af te lezen dat hij zo zijn twijfels had bij dit koninklijke besluit, knikte de groen stralende geweldenaar zijn meerdere toe. Iets luider gaf Silvaeo nu zijn orders aan de mannen in de goed gevulde cabine beneden hen: „Pas als generaal Korfos zijn luminescentie laat opkomen, komen jullie in actie. Niet eerder. En géén wapens laten zien, zolang wij de onze niet trekken. Is dat alles helemaal duidelijk, tot zover?” Alle mannen van de koninklijke garde en de paleiswacht knikten. „Mooi,” bromde Silvaeo goedkeurend. „Is dat wel verstandig, vader?” klonk Rehinors stem bezorgd van beneden. „Ja, mijn zoon,” liet Silvaeo kort weten. „Dat is zoals jij zegt.” Korfos sprak in de opening tussen hem en de bestuurderscabine: „Yalac? Stilleggen naar links en positie aanhouden.” „Komt voor elkaar, generaal,” klonk de stem van de koetsier waarbij hij de manoeuvre al ingezet had. Binnen vijf tellen lag de Pilkkakaia stil, dwars op de richting van waaruit hij gekomen was. Dat laatste had magister Toenak niet meegekregen tussen de vele armen, benen, hoofden, zwemvliezen, pantserplaten, torso’s en luminescentiepatronen door. Hij stond net op het punt zijn geduld te verliezen en zijn stemvolume verder op te schroeven toen iemand anders dat al voor hem deed en van buiten de koepel van waterlingen een luide maar beheerste stem klonk, die vroeg: „Wie wil mij vertellen wat hier gaande is!?” In de buitenste laag werden enkele benen teruggetrokken en vervangen door vragende gezichten, die bij het zien van de twee onverlichte waterlingen niet direct onder de indruk waren, al veranderde dat direct op het moment dat ze de gestroomlijnde vorm van de indrukwekkende Pilkkakaia in de achtergrond gewaar werden. Op die wijziging in het betoonde respect liet de vorst direct zijn luminescentie opkomen. Korfos, die gewend was Silvaeo in zo’n situatie te volgen, hield zich nog maar net op tijd in… Silvaeo sprak rustig: „Uw aller koning wenst te weten wat deze samenscholing bij een officieel aangemerkt massagraf te betekenen heeft. Met welke reden wordt de rust van de doden verstoord?” Even was het bedremmeld stil, maar toen klonk de inmiddels voor iedereen bekende stem van Toenak luid en duidelijk, terwijl hij tussen de respectvol opzij zwemmende waterlingen tevoorschijn zwom: „Sire, vergeef deze hier bijeengekomen waterlingen op fundament van het feit dat zij onwetend waren van de omstandigheden waaronder deze alhier achter mij liggende, op meerdere wijzen meervoudige rustplaats tot stand is gekomen. Omstandigheden die, zo heb ik getracht hen allen duidelijk te communiceren, gedurende de tijd die wij hier op dit moment vertoeven, nog aan onderzoekingen onderhevig zijn. Bij dezen hier vergaard heerst thans een veelvoud aan onbeantwoorde vragen — vragen, die ik namens u heb aangehoord zonder er echter de bijbehorende antwoorden op in te kunnen lossen.” De paar waterlingen die Toenaks rede konden volgen, knikten en gromden goedkeurend. Silvaeo had zijn glimlach alweer paraat voor de magister en zijn taalgebruik. „Uw vragen zijn bekend bij de hofmagister,” richtte hij zich tot de aanwezigen. „Ik begrijp ten volle uw verontrusting, die ik overigens met u deel. U kunt op korte termijn antwoord van mijn zijde verwachten. Stelt dat u voor dit moment gerust om deze trieste locatie vanaf nu in vrede te laten en u rustig te wijden aan uw dagelijkse bezigheden?” Een luid gemompel klonk op, gevolgd door een luid gekletter van tegen elkaar slaande pantserplaten: de waterlingse vorm van een applaus. Terwijl de bonte verzameling waterlingen zich verspreidde en het naargeestig geknakte wrak slechts enkele schildwachten in stilzwijgende aanwezigheid overhield, zwommen Silvaeo en de generaal in gezelschap van de magister onder begeleiding van Toenaks lijfwachten naar de geduldig stilzwevende Pilkkakaia. „Dàt viel mee,” vatte Korfos de vergelijking tussen zijn verwachting en de uiteindelijke situatie puntig samen. Silvaeo bromde goedmoedig opmerkzaam: „Waarde magister, ik heb zo’n vermoeden dat u mij meer te vertellen hebt dan u zojuist liet blijken. Uw gelaatsuitdrukking lijkt mij niet geheel in overeenstemming met uw woorden te zijn…” Hij kreeg een heel veel zeggende blik van zijn levenslange vriend — een blik die hem op een onprettige manier nieuwsgierig maar ook bedroefd maakte… |
|||||
|