| |||||
De koude regen striemde hun doorweekte lichamen, terwijl ze, met grote moeite hun evenwicht bewarend op de golvende dekplaten, zoveel mogelijk probeerden losstaande dingen vast te sjorren. Agathon had al heel wat zware stormen meegemaakt, maar deze storm was heftiger dan hij gewend was. In het weinige licht dat beschikbaar was van de lantarens die niet waren vernield in het natuurgeweld, kon Agathon zien dat hij en Alexios niet de enigen waren die probeerden hun bezit te beschermen. Toch lag de nadruk niet op het vastmaken of onder dak brengen van kleinere voorwerpen die nog buiten stonden. Hun voornaamste zorg was hun woning zelf - het oude schip dat al enkele generaties aan Alexios' familie had toebehoord. Vele reperaties waren er in de loop van de decennia al op uitgevoerd, om deze plek die hun huis was, drijvend te houden. Maar drijvend hield niet in dat het ook zeewaardig was. Zoals zoveel van de woningen op Plotos, was dit schip ook onlosmakelijk verbonden, letterlijk, met de drijvende stad. Als zelfstandig schip zou het binnen de kortste keren zinken. De kans dat dit schip, in afzondering van de stad, de storm zou overleven was nihil. Geplaagd door de scherpe regendruppels was Agathon in de weer met een paar extra houten planken. In een buidel aan zijn linkerzijde had hij een paar grote spijkers zitten, waarmee hij de planken vastsloeg op een plek waar scheuren in het bestaande houtwerk waren gekomen. In zijn rechterhand hield hij een zware hamer, die met een touw aan de steel verbonden was aan zijn pols. Zijn gedachten stonden op nul. Hij zag alleen maar de planken, de spijkers en de hamer. Alleen de zo nu en dan felle bliksemflitsen gaven hem meer zicht op het totaalplaatje van waar hij mee bezig was. Zodra hij de scheur had toegedekt, stond hij op. Hij hield een hand boven zijn ogen, om zijn ogen te beschermen tegen de pijnlijke waterdruppels die als pijlen op hen werden afgeschoten. Na enig turen ontwaarde hij Alexios, die in de weer was om met enkele dikke kabels de reling van hun schip aan de vlonders vast te maken, die als straat fungeerden. Aan de overkant van de vlonders was een buurman bezig hetzelfde te doen met zijn schip. Beide mannen leken voor zichzelf aan het werk te zijn, maar Agathon wist dat ze beide afhankelijk waren van het succes van de ander. Met grote moeite, zich vasthoudend aan relingen en touwen, uitglijdend over het nu verradelijke dek, schuifelde Agathon in de richting van Alexios. Onderwijl probeerde hij te kijken of hij nog ergens anders een potentiele breuk kon ontdekken. Toen hij vlak bij Alexios was gekomen, voelde hij plotseling een heftige ruk aan het schip. Zijn voeten gleden weg, maar het touw, dat hij op dat moment vasthield, zorgde ervoor dat hij niet een schuiver over het dek maakte. Met een grote krachtinspanning lukte het hem weer op de been te komen, waar hij een paar tellen moest bijkomen van de schrik. Maar daarna ploeterde hij weer verder in de richting van Alexios. Toen hij zijn hoofd weer in diens richtig had gedraaid, waren er enkele bliksemflitsen na elkaar. Nu zag hij ook waar de plotselinge beweging van het schip vandaan kwam. Een deel van de voorzijde van het schip was losgebroken van de straatvlonders. Alexios werkte uit alle macht aan de touwen om het schip weer bij de vlonders te betrekken. Agathon haastte zich om zich bij hem te voegen en te helpen. Even later stonden ze samen te trekken en te knopen om het schip en daarmee hun thuis te redden. Hun communicatie bestond voornamelijk uit wijzen en gebaren. Ze probeerden zich wel verstaanbaar te maken boven het donderen van het onweer en het ruisen van de zee, maar hun stemmen waaiden weg en gingen verloren in de kakofonie van natuurgeluiden en het kraken en kreunen van de drijvende stad. Op een gegeven moment stonden Alexios en Agathon tegenover elkaar. Alexios trok, staande op de vlonders, aan de reling van het schip, terwijl Agathon probeerde de twee delen aan elkaar vast te maken met een dik stuk gevlochten touw. Hij had zich afgezonderd van het lawaai en de flitsen om hem heen en was puur en alleen bezig met het knopen. De bliksem die achter hem insloeg op het dek, bij de mast, voelde hij niet, temidden van het constante schudden van het schip. Ook viel het licht hem niet op. En toen de mast begon te kraken, pikten zijn oren dit niet op als iets wat dichter bij gebeurde dan al het andere gekraak om hem heen. Maar Alexios, die er met zijn gezicht naar toe stond, zag het wel. En toen de mast naar beneden kwam, in hun richting, vertrok zijn gezicht in afschuw. In een fractie van een seconde had hij zijn beslissing gemaakt. En het was zijn snelle actie die het leven van Agathon redde. Met een lenige sprong was Alexios van de vlonders weer op het dek terecht gekomen, naast de verbaasde Agathon, die opkeek naar Alexios. Die had zijn armen al naar zijn aangenomen zoon uitgestrekt en trok hem met alle macht van zijn plaats en smeet hem over het dek, weg van het neerstortende gevaar. En terwijl hij zijn zoon nog zag doorschuiven op het dek, werd hij zelf vol geraakt door de mast. Agathon zag het voor zijn ogen gebeuren en even waren zijn gedachten en emoties even wild en oncontroleerbaar als de wereld om hem heen. Toen werd hij door de klap de lucht in gegooid, samen met een deel van het dek, waar hij op lag. De mast had met een klap een groot deel van het voordek van het schip, hun huis, versplinterd. Instinctief had Agathon zich vastgehouden aan het deel van het dek dat nu in het water werd gegooid. Verdoofd zag hij hoe dat stuk dek zich steeds verder verwijderde van Plotos. Hij zag het gemangelde lichaam van Alexios levenloos liggen onder de grote mast. Toen werd zijn hoofd geraakt door een ander brokstuk van het dek dat de lucht in was gegooid en alles werd zwart voor zijn ogen. |
|||||
|