| |||||
Opnieuw boezemde de tekst van het Tablet van Grecadec ontzag in bij de waterlingen die er al mee bekend waren, al was het nu halverwege de morgen en werd hij met een iets andere intonatie dan die van Toenak voorgedragen door heer Ashtroc. Maar juist die andere lichtval legde andere accenten en bracht zo andere kleuren en een nieuwe schaduwwerking aan het licht. Voor de zes blanco wetenschappers was dit de eerste kennismaking met de koninklijke brief uit het verleden. De meeste details waren hen nog niet bekend. Ze waren dan ook diep onder de indruk. Yanaeka, de kleine geschiedkundige, doorbrak de stilte die op de laatste woorden viel: „Sommige details waren mij wel bekend, maar om het zó als één samenhangend geheel voor mij te zien en het met elkaar verbonden te zien worden… dat is véél meer dan waar ik ooit op heb durven hopen! En helemaal met als bron koning Grecadec zèlf!” Ook de anderen lieten merken dat ze niet onaangedaan waren door wat ze hier zagen en hoorden. „Staat u mij allen toe om u, tot besluit van deze enerverende ochtend, van een uitnodiging te voorzien teneinde gezamenlijk de middaagse maaltijd tot ons te nemen,” sprak magister Toenak met een nauwelijks merkbaar vleugje van de humor die hij leek te genieten bij het effect dat hij met zijn woorden sorteerde. Zijn voorstel werd met de waarschijnlijk door hem voorziene algemene stemmen aangenomen, maar over dat geroezemoes heen klonk plotseling de stem van prinses Tirashya: „Pappa, wij hebben nog een verrassing!!!” Silvaeo draaide zich met een vragende blik naar haar en Lidhia toe, terwijl het stil werd en alle aanwezigen hun blik nieuwsgierig op de prinsesjes lieten rusten. „Wat voor een verrassing mag dat dan wel zijn, prinses Tirashya?” glimlachte de koning. „Uit hoeveel stukken bestaat het Tablet van Grecadec?” klonk opnieuw de vraag, al was het ditmaal in uitgebreider gezelschap. „Vijfenvijftig,” antwoordde Silvaeo direct, alsof hij het voldongen feit voorlas uit een encyclopedie die het licht nog moest aanschouwen en het getal slechts het eerste stuk was in het spel dat het meisje met de vrolijk roze lichtgloed opzette. „Nee, hoor!” grijnsde Tirashya, terwijl Lidhia haar van opzij bewonderde om haar lef — dat ze zomaar, waar àl die nieuwe waterlingen bij waren, zó de aandacht durfde te trekken…! Niet-begrijpend keek het voltallige gezelschap minus Lidhia het prinsesje aan. „Niet?” vroeg hun vader verwonderd. „Dat mag je ons dan eens rustig uitleggen!” „Het zijn er zèsenvijftig!” kondigde Tirashya aan. „Zèsenvijftig?” herhaalde Silvaeo. „Dat jongst ontdekte stuk kan nooit gróót zijn…!” „Met uw welnemen, prinses Tirashya,” knikte één van de wetenschappers — een forse waterling met een overwegend donkerblauwe luminescentie — het meisje toe. „Meen ik in het sieraad om uw hals niet een klein stuk kanti te kunnen herkennen?” Lidhia zag hoe haar zusje naar de opmerkzame spreker glimlachte en knikte. Hun moeder Quevéra maakte een verrast geluidje bij het herkennen van het oude erfstuk. Onder grote belangstelling zwom Tirashya naar het Tablet, waar ze het kettinkje afdeed en het hangertje opnieuw in het driehoekige openingetje paste. „Kijk maar!” zei ze vol trots, waarna in de algehele stilte de toegevoegde spatie bewonderd werd. Lidhia keek toe — opnieuw en van gepaste afstand, want ze had het al eens gezien — en vermoedde dat het daardoor kwam dat ze haar aandacht er niet goed bij kon houden. Ze zweefde in de ruimte, op ongeveer een meter onder het hoge plafond. Haar blik dwaalde langs kleine details in haar blikveld, die haar niet noemenswaardig interesseerden, zoals de speels wiegende lichtstralen die door de hoge ramen vielen en de zitkamer haar zachtkoele gloed gaven. De adrenalinestoot kwam dan ook volledig onverwacht. „Ooooh shit,” trok haar geschokte stem de aandacht van het gehele gezelschap, dat zich nu naar háár toe keerde. „Wàt zei je, Lidhia?” vroeg Silvaeo met een ingewikkelde blik. |
|||||
|