| |||||
“Mevrouw Vanderlinden.”, zei de kleine Sam van zeven verlegen tegen Janine. Sam was een kleine, tengere jongen, te klein en mager voor zijn leeftijd. “Ja, jongen?”, zei Janine uitnodigend. “Euhm, mevrouw, kunt u mij misschien helpen?”, vroeg Sam met een zacht stemmetje. “Waarmee? Zeg het eens.”, Janine was het gewend de kleinsten te helpen met de meest uiteenlopende dingen. Ze had eens tegen Bertrand gezegd, dat ze wel een boek zou kunnen schrijven met al die verschillende vragen erin. Een boek ook met alle verhalen die ze in al die jaren van de kleintjes te horen had gekregen. Toen Steffie klein was en in groep drie zat had Janine zich aangemeld als `zwemmoeder` en sindsdien hielp ze, buiten de schoolvakanties om, elke donderdagochtend mee met het schoolzwemmen. Ze genoot van deze kleine hummeltjes, zeker nu haar eigen twee meiden steeds groter werden en ze van hen niet meer zulke vertederende, schattige, grappige vragen kreeg. Nog steeds verlegen met zijn vraag, zei Sam snel en bijna onhoorbaar, “Ik krijg m`n zwembroek niet uit, mevrouw.” Janine, die een glimlach probeerde te onderdrukken, begeleidde de kleine jongen naar de kleedruimte en hielp hem met enige moeite uit zijn veel te strakke broekje, “Zeg thuis maar tegen mama, dat ze eens een nieuwe zwembroek voor je moet kopen.”, en ze gaf de jongen een aai over z`n wang, waarop hij een heel blijde glimlach liet zien en daarmee zijn bezorgde gezichtje helemaal opklaarde. “Dank u wel, mevrouw.”, zei hij nog beleefd en verdween in een kleedhokje. Na het schoolzwemmen waren de leerlingen en hun begeleiders gewend eerst samen nog iets te drinken en een gezonde snack te eten, voordat ze lopend weer naar de basisschool teruggingen. Nadat Janine haar `kindjes` om zich heen verzameld had, deelde ze de pakjes drinken uit en gaf ze elk kind deze keer een sinaasappel. Sommige kinderen hadden hulp nodig bij het losmaken van het rietje, andere kinderen konden wel een helpende hand gebruiken bij het afpellen van de sinaasappel, weer anderen wilden alles zelf doen en waren geconcentreerd bezig, met het puntje van hun tong tussen de lippen, hun sinaasappel van zijn schil te ontdoen. Janine zat tevreden te kijken naar deze kinderen, maar met een scheef oog hield ze de kleine Daphne in de gaten. Daphne was een pittige tante die, hoe klein ze ook was, altijd wel een weerwoord had. Vandaag had ze zich goed gedragen. Ze had tot nu toe nog geen problemen veroorzaakt en dus had Janine goede hoop, dat dat ook zo zou blijven vandaag. “Zo, jongens.”, sprak Janine om half elf haar groepje kinderen toe, “Zullen we even netjes onze lege pakjes en de sinaasappelschillen in de prullenbak gooien? Dan kunnen we daarna weer terug naar school wandelen.” “Goed, mevrouw. Oké, mevrouw. Ja, mevrouw.”, klonk het rondom Janine heen. De badmeester kwam net op het moment dat de kinderen hun stoelen naar achteren schoven langs de tafel gelopen. Toen hij een geluid hoorde dat hem niet beviel, bleef hij staan en keek in de richting waar het geluid vandaan kwam. “Zo, zo, nou, nou, jonge dame.”, zei hij terwijl hij Daphne aankeek. “Ja, wat?”, zij de kleine eigenwijze meid met een brutale blik in haar ogen. “Doe je dat thuis ook?”, wees hij naar de stoel die Daphne zojuist met een hard piepend en schurend geluid naar achteren geschoven had over de tegels in het restaurantgedeelte van het zwembad. “Ja, hoor!”, zei ze heel open en zich van geen kwaad bewust. “Dat is niet zo netjes. Hebben papa en mama je niet geleerd dat je je stoel een beetje op moet tillen voordat je hem naar achteren zet?” “Jawel, hoor!”, antwoordde ze de badmeester en ze vervolgde met een triomfantelijk gezichtje, “Maar thuis… hebben we vloerbedekking!” De badmeester was met stomheid geslagen en hoofdschuddend liep hij van de tafel weg. Janine moest voor de tweede keer vandaag een glimlach onderdrukken. Het was de kleine Daphne weer gelukt, ze had een volwassene de mond gesnoerd. Janine keek eens naar Daphne en zei, “Gooi je spulletjes maar in de prullenbak, Daphne, dan gaan we zo.” “Oké.”, en Daphne liep naar de prullenbak, pakte haar rugzakje met zwemspulletjes en sloot aan bij de rest van de groep, die al netjes in tweetallen opgesteld stond voor de uitgang van het zwembad. Janine liep net als de badmeester al hoofdschuddend, maar mèt een glimlach op haar gezicht achter de kleine meid aan. Onderweg naar school zong Janine met de kinderen verschillende liedjes. Ze liep met twee kleintjes, aan beide zijden één, hand in hand. En terwijl de jongens naast haar af en toe vrolijk huppelden, besloot Janine in gedachten dat dit een mooie dag was. `Kinderen hebben soms toch ook een logica waar niemand tegenop kan.`, glimlachte ze. |
|||||
|