| |||||
“Fie-tsie foe-tsie is mijn fie-tsie, ai waar is mijn fie-tsie? Zon-der fie-tsie kank nie fiets-nie. Ach, mijn fiets is foe-tsie.”, zong Nina aldoor terwijl ze het fietsenhok afstruinde op zoek naar haar fiets, “Hé Karlijn, kan je even helpen?” “Hm, nee, dank je.”, zei Karlijn, die met haar rug naar Nina toe stond, zodat deze niet kon zien dat ze een plagerige glimlach op haar lippen had. Toen ze geen reactie terugkreeg draaide ze zich om en zag dat Nina met haar handen in haar zij en haar hoofd lichtjes schuin haar verontwaardigd stond aan te kijken. Deze verontwaardigde blik hield ze echter niet lang vol, want niet veel later barstte ze in een schaterlach uit. “Nou, kom op joh, gekkie. Wat dàcht je dat ik aan het doen was?”, zei Karlijn en ook zij begon, in de hoop Nina`s fiets sneller te vinden mee te zingen met haar vriendin, “Fie-tsie, foe-tsie, is mijn fie… héé ge-vòn-den!!”, riep Karlijn ineens. “Nou ja, das ook dom…”, vond Nina, “Hoe kan dat nou?” “Ja, nou ja, maak ook niet uit hè. We hebben hem weer.”, zei Karlijn, “Kom we gaan, anders staat Bjorn straks een eeuwigheid te wachten.” “Oh ja, das waar ook.”, schoot het Nina ineens weer in gedachten, “Maar als ik de boosdoener vindt… oe, dan is die nog niet jarig.” “Ja, ja, held…”, lachte Karlijn. “Hihi, ja, ik moet toch wàt zeggen?”, giebelde Nina, die van zichzelf wist dat ze best zo af en toe een grote mond had, maar dat de uitvoering van alles wat ze zei nog nooit doorgang gevonden had. Onderweg naar huis voerden Karlijn en Nina eens niet de boventoon, maar vertelde Bjorn deze keer een anekdote. “Vandaag had meneer Hirschbach zijn gulp open staan.”, begon Bjorn toen ze ver genoeg van de school verwijderd waren en hij de inschatting gemaakt had, dat zijn verhaal hier alleen opgevangen werd door de nieuwsgierige oortjes van Nina en Karlijn, “Niemand durfde iets te zeggen, maar na een poosje was wel iedereen aan het giebelen. En natúúrlijk vooral de meisjes vooraan in de klas.”, zei hij met een grote glimlach op zijn gezicht, iets wat hem twee maal een `hèhèhè` opleverde. “Ja, zeg maar rustig `hèhèhè`, maar het wàs wèl zo.”, verdedigde Bjorn zich, “Nou ja, in ieder geval, we vonden dat Fredje, je weet wel Frédérique, deze keer haar mond wel eens een keer open mocht doen. Anders heeft ze ook zo haar mondje vooraan. Maar ja, die wilde natuurlijk niet… totdat Nico haar stiekem onder haar stoel trapte, waarop ze heel hard riep “Hé, doe eens niet!”, en toen had ze de volle aandacht van Hirschbach en kon ze mooi zeggen wat er was, hahaha.”, lachte Bjorn nog steeds vol leedvermaak, “Een rooie kop dat ze kreeg. Haha! En weet je wat Hirschbachs reactie was toen ze tegen hem gezegd had dat hij zijn gulp open had staan?” “Neuj”, reageerden Nina en Karlijn allebei droogjes. “Hij zei… en nou komt het…”, introduceerde Bjorn de in zijn ogen knaller van dit verhaal, “Hij zei…”, Bjorn hield even stil om het laatste gedeelte van zijn verhaal iets meer cachet te geven, maar blijkbaar had hij iets te lang gewacht, want dwars door de `knaller` van Bjorn heen, zei Nina, “Hé even wat anders.”, en ze wees naar een reclamebord dat om een lantarenpaal bevestigd was, “Kijk eens! Is dat niet iets voor ons?” “Hûh, voor òns?”, vroeg een nu enigszins beteuterd kijkende Bjorn, die de afronding van zijn eigen verhaal door de stijgende verbazing over Nina`s voorstel maar liet varen, “Je wilt toch niet serieus vier dagen lang lópen?” “Ja, waarom niet?”, zei Nina verontwaardigd, “Niks mis met lopen toch, èn het is voor het goede doel. Wat jij Karlijn?” “Euhm… ja…”, bracht Karlijn ietwat in verlegenheid gebracht uit. Ze keek eens naar haar benen, die nu al de grootste moeite hadden de fiets in beweging te houden in hetzelfde tempo als haar vrienden, die, zoals ze wist, hun tempo al bij haar aangepast hadden, “Euh, ik loop niet zo geweldig, hihi.” “Oh ja, das waar ook, sorry.”, zei Nina. “Geeft niet, jullie gaan maar. Ik ga wel aanmoedigen hoor. Dat kan ik best!”, zei Karlijn die voor elk probleem, of uitdaging zoals ze het tegenwoordig liever noemde, wel een oplossing had. Zo snel liet zij zich niet uit het veld slaan, al was ze natuurlijk op de stille, eenzame momenten best eens verdrietig of boos over haar achteruitgang. Maar dat hoefde niemand te weten in haar ogen. Ze hield zich liever groot, was liever in zichzelf verdrietig. En in stilte pijn lijden was volgens haar nog altijd beter dan dat iemand anders ervan af wist en medelijden moest, of nog erger, ging tonen. Daar zat toch niemand op te wachten?! “Goed, maken we straks even een plan, oké?”, stelde Nina voor, terwijl ze Bjorn en Karlijn aankeek, “Eerst even wat drinken, dan print ik de route uit en dan kijken we wel verder, goed?” “Prima.”, vond Karlijn. “Ja, nou, denk het wel dan.”, zei Bjorn, die zich min of meer verplicht voelde nu met de vriendinnen mee te doen. Nina had altijd van die plotselinge aanvliegingen, waar ze helemaal in op kon gaan, en meestal vond hij dat nou net het leuke aan haar, dat spontane, maar nu… hij schudde zijn hoofd eens en trok zijn schouders op. Ach, het zou wel weer gezellig worden, als hij maar goede wandelschoenen aantrok en hij zou er vast niet dood aan gaan. Stil fietste hij naast de vriendinnen het laatste stukje naar het huis van Nina. “Oké, hier heb ik de route.”, zei Nina en ze nam een slok van haar drinken. “Ik dènk, dat je hem beter in kleur kunt uitprinten.”, deed Bjorn een suggestie. “Hoezo?”, wilde Nina weten, die niet zomaar alles van een ander klakkeloos aannam, maar eerst wilde weten waarom dat voorstel beter was. “Er zijn verschillende routes, ehm, verschillende afstanden, in verschillende kleuren aangegeven, weet je wel.”, zei Bjorn, “En die zie je zo niet echt goed, hè.” “Oh, haha, oeps…”, lachte Nina, “Dank je, goed dat je meedenkt.”, en ze huppelde alweer naar de computer om de route opnieuw uit te printen. “Och, tsja…”, zei Bjorn, die vond dat het niet zo veel voorstelde. “Zo, zo, zo, wat een drukte! Dat ben ik niet gewend om drie koters in huis aan te treffen als ik thuiskom.”, kwam Anna van Stratum de kamer in gelopen. “Hé ma, ben je nu al thuis?!”, zei Nina in een mix van opgewektheid en verbazing. “Ja, ze hebben me eerder vrijgelaten.”, antwoordde Nina`s moeder en ze begroette Karlijn en Bjorn, die op hun beurt de moeder van Nina weer gedag-zeiden. “Komt goed uit, want Karlijn eet mee vanavond. Dat mocht hè, dat had ik gevraagd, hè.”, zei Nina. “Ja, maar het is goed dat je me er weer even aan herinnert, dan kan ik nog snel iets extra`s pakken.”, was het antwoord van Anna. “Oké, wij gaan meelopen met de vierdaagse.”, ging Nina in één moeite door met het volgende onderwerp in haar gedachten. “Oh? Vertel?”, zei Anna. “Nou, Bjorn en ik lopen en Karlijn moedigt aan langs de kant van de weg. We gaan de tien kilometer route pakken hebben we zojuist besloten. Hè, Bjorn?”, en Nina keek eens naar Bjorn die een heel voorzichtig knikje van instemming wist weg te geven. “Maar dat is toch helemaal niet gezellig voor Karlijn.”, zei mevrouw van Stratum met een blik op het meisje dat rechts van haar aan de grote tafel zat. “Ja, maar het kan niet anders. Ik loop niet zo goed, ziet u.”, verklaarde Karlijn. “Maar daar is toch wel een andere oplossing voor te vinden?”, vroeg Anna. “Welke dan?”, was Nina benieuwd. “Euhm, ja daar vraag je me wat. Laat me even denken.”, en Anna liep naar de keuken om zichzelf ook iets te drinken klaar te maken en kwam met koffie en een oplossing naar de drie terug. “En ma?”, zei Nina. “Rolstoel.”, was het eenvoudige antwoord dat Anna haar dochter en de andere twee tieners gaf. “Hûh?”, zei Nina verbaasd. “Nou, Karlijn in een rolstoel en jullie erachter.”, legde Anna uit. “Já!! Das een goeie mam!”, zei Nina vrolijk. Karlijn slikte eens… Zíj… in een rolstoel…? Het plan om de avondvierdaagse mee te lopen kreeg nu, na het idee van de moeder van Nina pas echt gestalte. Enthousiast gingen ze aan de slag. Er werd besloten Karlijn inderdaad in een rolstoel mee te nemen, aangezien de vierdaagse pas na haar operatie was en ze dus sowieso nooit in staat geweest zou zijn mee te lopen. Nu Karlijn het ook met die logica eens was, leek het haar niet eens zo`n slecht idee. Ze had alleen even moeten slikken en verwerken dàt ze een rolstoel nodig zou hebben… maar ach… het was maar voor even en ook wel zo makkelijk met veertig kilometer in het verschiet. Opgewekt door alle leuke, gekke ideeën deed ze inmiddels druk met haar beide vrienden mee aan alle voorbereidingen op de vierdaagse. Ze besloten dat ze in de meivakantie sponsoren moesten gaan werven en spraken af dat ze dat, indien mogelijk, gedrieën zouden doen. “Misschien willen er nog wel meer mensen meelopen?”, zei Karlijn tijdens het avondeten, toen de dames nog steeds niet uitgepraat waren over hun nieuwste plan, “Ik denk dat Steffie ook wel mee wil doen… en misschien… Adriaan ook wel.” “Ja, goed idee. Dan vragen we die ook!”, was de enthousiaste reactie van Nina, “Zullen we daar straks dan ook nog even een lijstje van maken?” |
|||||
|