| |||||
In een wijde, trage boog stuurde Firoc de donkergrijs met parelmoeren Lakkakaia rechtsom om het vreemde voorwerp heen, dat rustig lag te dobberen op de trage golfslag. Eronder verdween een smalle, trillende schaduwkolom in de diepte, terwijl vrolijke zonnestralen het water eromheen in uitbundig tintelend blauwgroen kleurden en het mild verwarmden. „Waar kijken we nu toch naar!?” vroeg Eliyna zich af, terwijl Ferdec muisstil en met grote ogen naar het vreemde donkere voorwerp met enkele bleke, bijna witte uitsteeksels keek. „Ik wéét ’t!” riep hij plotseling. „Het is een stuk koraal met sponzen eraan!” „Koraal? Zó afgemeten vierkant?” vroeg Eliyna weifelend. „Die sponzen… dáár zou je wel eens gelijk in kunnen hebben… Het ziet er niet direct gevaarlijk uit in ieder geval. Ik wil eens bóven het water kijken.” Aan de voorkant van de coupé was een luik in het plafond gebouwd, dat ze nu naar achteren openschoof. Erboven werd een smalle ruimte zichtbaar als een klein torentje, waarin een heldere horizontale spleet het daglicht binnen liet en rondom uitzicht bood. Eliyna zwom de krappe ruimte binnen en ging er op een smal bankje zitten, terwijl haar onderbenen nog in de cabine bungelden. „Ik óók!!!” riep Ferdec, die zich tussen haar knieën door omhoog probeerde te wurmen om door het vizier te kunnen kijken, maar Eliyna hield hem met één hand tegen en zei beslist: „Misschíén mag jij zó ook even. Nú kijk ik eerst.” Ferdec liet duidelijk blijken dat hij het daar absoluut niet mee eens was, maar plotseling klonk nu de stem van Niniyra, die hem bij de enkels pakte en hem zonder pardon terug trok met: „U hebt uw zuster gehoord, prins Ferdec! Nú even rustig bij mij blijven!” Ferdec liet met een grom merken dat hij het daar niet mee eens was, maar Niniyra was de juiste persoon om als zijn kindermeisje te dienen: ze duldde géén grote mond van hem — en dat wist hij. „Dank je, Niniyra!” glimlachte Eliyna dankbaar, waarna ze een klein luikje openschoof waarmee ze weer in verbinding stond met de cabine. „Firoc, ik wil graag even boven het water kijken!” „Zoals u wenst, Hoogheid,” klonk de stem van de bestuurder direct. „Maar het is wellicht interessant voor u om te weten dat er twee rontilli naderen — een moeder en een kalf.” „O…,” reageerde Eliyna weinig enthousiast op die nieuwe ontwikkeling. Ze keek door het platte, helder kristallen vizier naar buiten. In de verte, schuin links voor hen uit, naderden inderdaad twee orca’s. „Gewèldig… Ja, ik zie ze.” „De rest van de familie zal ook wel in de buurt zijn. Ze zien er nieuwsgierig uit,” vervolgde Firoc, „maar of ze nieuwsgierig zijn naar hetzelfde voorwerp als wij — of naar òns? Dat kan ik nog niet zeggen.” „We hebben nog wel tijd om de waterspiegel even te doorbreken,” schatte Eliyna in. „Ik wil weten waar we mee te maken hebben. Passeer het voorwerp maar op de helft van de huidige afstand, maar blijf nog even tussen het voorwerp en de rontilli — op zijn minst tot we meer weten van het voorwerp.” „Zoals u wilt,” antwoordde Firoc, waarop hij een opdracht aan de andere aandrijvers gaf, die meteen reageerden en meer kracht zetten. Eliyna zag hoe de voorste vinnen van de snelzwever naar achteren kantelden en vermoedde dat Firoc de achterste twee in dezelfde stand draaide. Meteen kwam van bovenaf de waterspiegel dichterbij, tot de opbouw die grens doorbrak en het vizier, dat op twee steunen na volledig rondom liep, ruim boven het water uitstak. Het bijzondere van deze constructie was, dat hij gevuld bleef met water omdat hij luchtdicht was. Eliyna’s waterhaling versnelde bij wat ze zag terwijl ze het bankje zó draaide dat ze recht voor zich uit naar links keek. Ze mompelde: „Wat is dàt voor iets eigenaardigs?” en sprak met een klein beetje stemverheffing: „Firoc, een snel rondje om het voorwerp heen alstublieft. En halveer nogmaals de afstand. Houd wèl die rontilli in de gaten, hè!? Ik wil graag een doorlopend afstandrapport van één van u.” „Gardox?” reageerde Firoc direct. Meteen begon de waterling, één van de koninklijke lijfwachten die tevens als aandrijver dienst deed, de geschatte waarden door te geven: „Veertien tarai*…” Eliyna, die haar blik strak op het drijvende voorwerp gericht hield, fluisterde haar gedachten zoals ze magister Toenak en medica Ishtaran wel eens een observatie had horen dicteren: „Benen…, armen…, een hoofd met bruinachtig haar…, een zo te zien incompleet pantser van een week, vezelachtig materiaal…: de armen en onderbenen hebben geen pantserplaten meer. Ook zijn de flippers vreemd gevormd, zag ik net. Als een afgestompte wig met uitsteeksels aan de platte voorkant. We draaien nu om het voorwerp heen waar het wezen op ligt. Ik ben bang dat het dood is en benieuwd naar het gezicht, als het wezen dat nog heeft… Gyáh!!!” De prinses schrok: niet alleen van het voor haar bijzonder vreemde gezicht dat nu binnen haar gezichtsveld kwam te liggen, maar vooral van het uitheemse paar ogen dat haar leek aan te staren, al realiseerde ze zich meteen dat dat niet mogelijk was door het nauwe vizier heen. Ze fluisterde geschokt: „Het lééft!” — en bedacht daar direct achteraan dat dat niet lang meer zou duren als de naderende orca dit aparte wezen zou gaan gebruiken als oefenobject voor haar kalf… Met haar normale stem, waar nu iets van een scherpe urgentie in doorklonk, zei ze hardop: „Firoc! Duiken en neem positie in tussen de rontilli en het drijvende voorwerp. Er ligt een levend wezen op — een soort luchtwezen! Ik ben bang dat de rontill het wil gebruiken om haar kalf te onderwijzen!” „Begrepen, Hoogheid!” riep Firoc direct terug. Het laatste wat Eliyna van het vreemde wezen zag, voordat het bescheiden uitkijktorentje terugzakte onder de verhullende zeespiegel, was dat het zich op één elleboog oprichtte en zijn benen uit het water trok. „Dàt is in elk geval verstandig!” mompelde de prinses terwijl ze zich weer terug liet glijden in de coupé, waar Ferdec niet blij was met het feit dat zij hèm niet had laten kijken. „Véél te eng voor jou,” zei ze tegen haar broertje. „Daar zou jij drie nachten niet van kunnen slapen!” „Niet!” protesteerde de kleine prins. „Inderdaad,” antwoordde Eliyna bijdehand. „Gaat het wel met ú?” vroeg Rasat bezorgd. „U trilt helemaal!” „Ik ben een beetje geschrokken, ja,” gaf Eliyna toe. „Maar daar hebben we nu geen tijd voor… Helaas.” Vanuit de cabine klonk opnieuw de stem van Gardox, die intussen netjes hardop afgeteld had: „Drie tarai…” „Firoc, leg de catrissa stil en houd uw positie!” riep Eliyna. Prompt gehoorzaamde de koetsier. Eliyna keek Niniyra aan en beval haar Ferdec bij zich te houden, waarop ze de grote zijdeur openschoof en onder de verraste uitroepen van de anderen naar buiten dook, het vrije water in… * 1 tara = ± 5 meter (zie Kd·254, nummer 2391) |
|||||
|