| |||||
Hoewel de drie steden en de vijf kleinere kolonies van het naar waterlingse maatstaven uitgestrekte Koninklijk Waterrijk Liliaño enorm van elkaar verschilden qua ruimtelijke ordening, vormgeving, belang en nut, waren ze nauw met elkaar verbonden. Voedselvoorziening vormde het belangrijkste deel van de waterlingse nijverheid, met transport op een goede tweede plaats. Tussen alle acht de kolonies van het Waterrijk, waarvan het gelijknamige Liliaño met de opvallende paleisrots uiteraard de hoofdstad vormde, was het een komen en gaan van waterlingen — al dan niet met een behulpzame dolfijn of andere vreedzame onderwaterwezens meeliftend — en zogenaamde kallissa: ‘transporteurs’. Dit hydrodynamisch gevormde en door de spierkracht van in de meeste gevallen vier waterlingen aangedreven onderwatervaartuig kon mede door de speciale vorm en smalle, verstelbare vinnen op eenvoudige wijze flinke ladingen vracht verplaatsen. Een veel minder voorkomend verschijnsel was de catrissa ofwel ‘snelzwever’, een variant op het thema ‘transporteur’, maar dan bedoeld voor luxe personenvervoer. De grootste verschillen werden gevormd door het aantal waterlingen dat voor de benodigde stuwkracht zorgde en de afmetingen — meestal waren ze een stuk kleiner. Ook waren ze gebouwd op snelheid in plaats van draagkracht. Het was dan ook niet verwonderlijk dat het silhouet van de opvallend grote catrissa, die in een hogere waterlaag al het andere verkeer in die richting met gemak inhaalde, behoorlijk in het oog liep bij de kallissa-koetsiers en de andere waterlingen. Voor de meesten van hen werd deze verschijning hèt gespreksonderwerp van de dag in de samenleving waarin iedere opvallende gebeurtenis als nieuws werd beschouwd. De catrissa Lakkakaia, die het eigendom was van de koninklijke familie en een unieke vijfpersoons aandrijving had, was ooit in opdracht van koning Dachitroh gebouwd en daarmee het oudste nog in de vaart zijnde exemplaar. De enige catrissa die groter en door innovatieve ontwikkelingen (en maar liefst zeven aandrijvers) behoorlijk wat sneller was, was de Pilkkakaia, die twee jaar geleden gebouwd was en sindsdien de Lakkakaia had opgevolgd als de belangrijkste snelzwever van het koninklijk gezin. In de passagierscabine van de klassieke maar zeer goed onderhouden Lakkakaia zat de achttienjarige prinses Eliyna te genieten van het prachtige uitzicht en het kinderlijke commentaar daarop van haar jongste broertje, prins Ferdec. Ze hadden bij een oom en tante in de prachtig op een helling gelegen Hestri-kolonie gelogeerd en waren nu op de terugweg naar het koninklijk paleis. „Nee, Ferdec, dat is géén kardolc,” zuchtte ze bij het herkennen van het loom bewegende silhouet van een walvishaai in de verte, „maar een larondolc. En die is niet gevaarlijk.” „Echt niet?” vroeg de duidelijk teleurgestelde Ferdec, die een lichtpatroon vertoonde dat voor meer dan driekwart uit dezelfde blauwtint bestond als die van hun vader en Rehinor en Lidhia, maar gelardeerd was met randen van het heldere rose dat hun moeder en Tirashya monochroom sierde. Eliyna, die binnen het koninklijk gezin het meest in het oog springende luminescentiepatroon had, dat uit alle drie hun kleuren bestond die ook nog eens geleidelijk in elkaar overliepen, wisselde een geamuseerde blik met de groen-met-oranje oplichtende Niniyra, Ferdecs kindermeisje. Ze verzekerde haar broertje nogmaals dat ze er hélemaal zeker van was. „Jammer,” vond Ferdec, waarmee hij er blijk van gaf dezelfde avontuurlijke inborst te hebben geërfd als de ruim vier jaar oudere Tirashya. De kalme prinses Eliyna, die liever avonturen las dan ze beleefde, moest er echter niet aan dènken een humeurige stierhaai te ontmoeten…! Met haar ogen volgde ze haar broertje naar de andere kant van de ruime coupé. Ze genoot van zijn rijke fantasie en zijn extraverte karaktertje. Eigenlijk had ze met hèm het meeste contact, al kwam Lidhia de laatste tijd óók steeds vaker bij haar, voor de gezelligheid en zo nu en dan een stukje advies. Tirashya was een lieve wildebras die meer naar Lidhia toe trok dan naar haar. Rehinor had vroeger veel met haar gespeeld — vooral topbal — maar was de laatste tijd stiller en norser geworden, waardoor ze verder uit elkaar waren gegroeid. „En dàt dan?” wees Ferdec het volgende onderwerp van zijn interesse aan. Eliyna boog ietsje voorover om te kunnen zien wat hij bedoelde, maar zag zich gedwongen om ook te gaan verzitten. Ook Niniyra leunde voorover, evenals Rasat, haar eigen kamermeisje, van wie het patroon een effen tint helder amber was. Eliyna keek schuin omhoog en fronste: „Ik weet het niet, Ferdec… Het lijkt wel alsof het grotendeels in de lucht ligt!” „Spannend! Gaan we kijken!?” riep Ferdec direct, maar zó snel wilde de prinses niet aan haar eigen nieuwsgierigheid toegeven. Ze kon niet thuisbrengen wat ze zag en wilde vanuit haar gevoel voor verantwoordelijkheid risico’s liever uit de weg blijven. „Is het misschien een zieke of gewonde makkal, Hoogheid?” vroeg Rasat, die de vreemde vorm met die van de mantarog vergeleek. „Daar lijkt het nog het meeste op, ja…,” mijmerde Eliyna. „In dat geval kunnen we misschien het beste wel even gaan kijken.” Ze bedacht dat het ook een gestorven exemplaar kon zijn. Als dat zo was zou het waarschijnlijk het beste zijn om het karkas te laten afvoeren… „Jáááh!!! We gaan kijken!” juichte Ferdec al, terwijl Eliyna naar voren zwom en het luikje tussen de coupé en de cabine opende. Ze sprak de koetsier, die in het midden vóór de vier andere waterlingen zat en de catrissa bestuurde, aan met: „Firoc? Ziet u dat drijvende voorwerp daar aan de rechterkant, tegen de water-luchtgrens aan?” De forse waterling keek en antwoordde: „Jazeker, Hoogheid.” „We vermoeden dat het om een zieke of misschien een gewonde makkal gaat. Wilt u er een rondje omheen zweven?” „Tot uw dienst, Hoogheid,” knikte Firoc, maar hij voegde er aarzelend aan toe: „Met uw welnemen: het zou óók om een reeds gest—” „Die mogelijkheid bestáát inderdaad,” onderbrak Eliyna de koetsier om dat idee nog even bij haar kleine broertje weg te houden. „Maak er maar een ruim rondje van in eerste instantie, goed?” „Dat lijkt mij een uitstekend idee, Hoogheid,” bevestigde de koetsier met opnieuw een hoofdknik. Eliyna sloot het luikje en nam weer plaats. Bijna direct daarop voelde ze hoe de Lakkakaia sterk naar rechts overhelde om de scherpe bocht te maken, die de gestroomlijnde limousine voor die dag van de eerste plaats op de ranglijst van gespreksonderwerpen verzekerde. |
|||||
|