| |||||
Johan draaide het zilveren vulpotlood rond tussen de vingertoppen van zijn beide handen. Een paar bleke zonnestralen, die zich door een licht wolkje heen en vervolgens tussen de zware gordijnen van zijn kamer door hadden geworsteld, kaatsten terug op het voor hem zo waardevolle tekeninstrument. Telkens weer kwam de in sierlijke letters gegraveerde tekst voorbij. Telkens weer gaven de draaiende woorden het dubbele gevoel van waardevolle herinneringen vermengd met een bijna lichamelijke pijn. Hoe lang was het nu geleden? Bijna vijf jaar. Juni. Eén van de mooiste maanden van het jaar met zijn lange dagen, frisse heldere lucht en volop bloeiende natuur. Maar voor Johan sinds vijf jaar de moeilijkste maand van het jaar. Een maand met teveel herinneringen te dicht op elkaar. Tegenstrijdige herinneringen. Haar verjaardag. De verloving. Het lied. Het weekend weg met de beide families. En toen... het ongeluk. De intensive care. De begrafenis. Met iedere omwenteling van het glanzende vulpotlood kwamen ze allemaal weer langs. Johan stond plotseling op van de rand van zijn bed en raapte de Bijbel op, die nog steeds open lag bij Psalm 91. ...Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen... Dit bleef het moeilijkste vers uit zijn lievelingspsalm. Waar waren zijn engelen geweest, toen in juni? Waarom hebben ze haar niet behoed...? Met zijn ogen half dichtgeknepen sloot Johan de Bijbel voorzichtig, waarna hij hem teruglegde op zijn plek op het nachtkastje. Hij kneep in het vulpotlood, dat nu in zijn tot vuist gebalde rechterhand zat, draaide zich om en schoof de gordijnen wat verder uit elkaar. Hoog in de lucht schoof een mager wolkje mee met de gordijnen, waardoor Johan, met zijn ogen nu stijf dichtgeknepen, de volle zon op zijn gezicht voelde. Dank U, Allerhoogste... Dank U dat U er bent... Ik begrijp het niet Heer... Maar U bent er... Ik ben maar een stofje... Maar U bent de Allerhoogste... Dank U... Langzaam draaide Johan zijn hoofd een beetje uit de zon, waardoor hij naar buiten kon kijken. Hij zag nog net Rhodé vanuit de richting van de stallen achter iemand aanlopen. Een engel, dacht Johan glimlachend. Grappig dat Timmy dat ook tegen haar had gezegd. Ik moet eens aan Timmy vragen waarom... Door de deur van zijn kamer, die Rhodé op een kier had laten staan toen ze naar buiten was gegaan, hoorde hij de vrolijke stem van het jonge meisje, dat blijkbaar een nieuwe vriendin had gevonden. De stem van haar gesprekspartner herkende hij niet. Behoedzaam legde Johan zijn vulpotlood bovenop de Bijbel. Hij keek naar zijn shirt en trok het recht. Hij streek zijn hand door zijn warrige haar en liep zijn kamer uit. De deur van één van de kamers verderop stond open, en er klonk gelach. Voordat hij zijn eigen kamerdeur sloot, wierp hij nog een blik op het nachtkastje. Bovenop de Bijbel lag zijn vulpotlood. Het zilveren vulpotlood met de gegraveerde tekst. Hij hoefde er niet naar te kijken. Hij wist wat er stond. Hij kende de melodie van het lied. I will rejoice with you - Suzanne |
|||||
|