| |||||
Nog met de tekening van de klassiek bewapende Elf voor zich, zag Rhodé vanuit haar ooghoek dat er iemand voorbij de deur van Ellens kamer liep. „O! Hé! Johan!!!” riep ze direct, waarop ze de gang op schoot en zonder verdere plichtplegingen de verlegen tekenaar spontaan uitnodigde: „Kom eens kijken! Hier is een meisje dat óók een tekenaar is, net als jij!” Ze greep Johan met haar niet-bebloeide hand bij zijn vest en trok hem pardoes mee terug, in de richting van de open deur waar Ellens blozende gezichtje op dat moment omheen verscheen. Als Rhodé de kans had gekregen had ze de volwassen man rustig in haar ongebreidelde enthousiasme mee de kamer in getrokken, maar Johan bleef netjes voor de drempel staan en liet zich niet verder meeslepen. „Hallo,” begroette hij Ellen. „Jou heb ik hier nog niet gezien. Een nieuwkomer op De Bron?” Ellen glimlachte en knikte: „Ja, eigenlijk nog maar net gekomen, met mijn moeder en mijn broertjes.” Rhodé, die dit gesprek maar matig interessant vond, gooide er tussendoor: „Ellen, dit is de tekenaar die ik bedoelde! Deze meneer tekent óók heel mooi! Laat hem die Elf eens zien!” „Nou…,” aarzelde Ellen, in verlegenheid gebracht door de loftuitingen van het roodharige jonge meisje waar deze volwassen en volgens haar inschatting ongetwijfeld veel betere kunstenaar zo bij stond. „Ik weet niet of hij die wel mooi vindt, hoor, Rhodé!” De aangesprokene trok zich daar echter niets van aan en stond al met de tekening in haar vingers, die ze — op zijn kop, maar dat had ze niet in de gaten en hij zei er maar niets van— omhoog hield voor Johan. „O, maar die vind ik heel mooi, hoor!” waardeerde Johan. „En met potlood. Teken jij ook zo graag met potlood?” „U-huh,” knikte Ellen glimmend bij de positieve reactie en de parallelle voorkeur. „Het liefst met vulpotlood. Ik had een favoriete, maar die is kapot… en hij lag zo lekker in de hand!” Een vaag glimlachje gaf Johan als stilzwijgende reactie, voordat hij zachtjes antwoordde: „Een favoriet vulpotlood… dàt ken ik, ja…” Even schudde hij zijn hoofd, om zijn door plotseling opkomende emoties verstrooide gedachten weer bij elkaar te rapen. Toen vroeg hij: „En heb je al meer getekend dat je me eventueel zou willen laten zien?” Ellen knikte, en verdween een paar tellen om meer van haar tekeningen te pakken. Johan keek intussen om zich heen om te zien waar Rhodé gebleven was, maar het pittige tantetje was blijkbaar ongemerkt de kamer van dit tienermeisje in gedoken, die hij niet helemaal kon overzien vanuit zijn positie in de gang. Met een bescheiden blik op haar gezicht liet Ellen Johan haar werk zien, dat hij beleefd en zoals altijd ingetogen prees. Plotseling klonk Rhodé’s stemmetje helder naast hem: „Kijk, Ellen!” Ellen keek en nam een glanzend, langwerpig voorwerp van Rhodé aan, die vervolgde: „Dit is Johans favoriete vulpotlood! Mooi, hè!?” |
|||||
|