| |||||
Later die avond toen Nina weer naar huis was, vonden Bertrand en Janine het tijd voor een familieoverleg. Overmorgen moesten ze weer naar het ziekenhuis en voor die tijd zouden ze nog graag even met hun dochters overleggen of in ieder geval hun gemoedstoestand peilen. “Karlijn, Steffie, kunnen jullie even hier komen?”, vroeg Bertrand vanuit de achterkamer. “Ja?”, zei Steffie vragend, “Wat is er?”. Ze wist dat als haar vader en moeder hen bij de achtertafel wilden hebben, ze altijd een lastig onderwerp aan gingen snijden. Voorzichtig zette ze haar laptop op de bank neer en ging richting achterkamer. “Jep, ben er!”, kwam Karlijn, die in de woonkamer met Soucy aan het spelen was, vrolijk aangehuppeld, gevolgd door een blije, kwispelende hond. “Zo dames, nog iets te drinken erbij?”, vroeg Bertrand. “Euhm, neuj, dank je.”, zei Steffie. “Jij dan?”, vroeg hij nu direct aan Karlijn. “Ja, glaasje ranja.”, deed Karlijn haar bestelling, maar toen ze naar haar moeder keek zei ze nog gauw, “Alsjeblieft.”, iets wat haar een knipoog en een glimlach opleverde. “Zo, alsjeblieft een ranja voor mevrouw en een kop koffie voor ons.”, zette Bertrand de drankjes voor Karlijn, Janine en hemzelf op de achtertafel, “Mama en ik wilden even met jullie praten over het aanstaande ziekenhuisbezoek komende donderdag.”, hij wachtte even voor hij verder ging, en zette ondertussen een bak water voor Soucy bij de achterdeur neer, “Nu is dat onder schooltijd, dus jij zult niet meegaan, Steffie, maar we willen jou er toch zoveel mogelijk bij betrekken.” Steffie knikte, Karlijn verslikte zich in haar ranja. “Rustig aan, meisje.”, zei Janine verzachtend. “Ja.”, kwam het smorend uit Karlijns mond en ze kuchte nog eens een paar keer. “Zoals we allemaal weten, staan er Karlijn nog een paar onderzoeken te wachten, om een duidelijker diagnose te kunnen stellen.” “Nû-ûh, die hoeven toch helemaal niet?”, was Karlijn deze keer snel met haar reactie, “De dokter en jij zeiden toch dat we eerst gaan beginnen met medicijnen?”, keek ze haar vader met groot opgezette ogen aan. “Ja, dat klopt, maar die onderzoeken zullen toch nodig zijn, ben ik bang.”, en Bertrand leunde nu met beide ellebogen op tafel. “Maar… als die medicijnen aanslaan, dan hoeven die onderzoeken toch niet?”, vroeg nu ook Steffie zich af. Karlijn keek haar zus eens dankbaar aan. “Nee, dat is dus niet zeker.”, zei Bertrand, “De dokter…” “De dokter wil zekerheid hebben.”, maakte Janine de zin van haar man af, “Ze willen zeker weten of ze de juiste behandeling in gaan zetten. En ze willen zeker weten wàt het nu precies is, want dat weten ze nog niet, van wat ik begrepen heb.” “Nee, klopt.”, zei Bertrand. “Iets met haar spieren toch?”, vroeg Steffie. “Ja, ik word zo slap als een schoteldoek.”, en Karlijn wiebelde eens met haar hand heen en weer. “Nou, das geen leuk grapje, Karlijn.”, vond Steffie. “Maar moeten we nog iets afspreken van tevoren?”, wilde Bertrand weten. “Ja, dat die domme onderzoeken niet nodig zijn.”, zei Karlijn hevig en ze sloeg haar armen over elkaar heen, zodat ze een gesloten houding aannam, “In ieder geval niet die onderzoeken die pijn doen! Waarbij ze in me gaan snijden enzo! Daar heb ik ècht geen zin in!!” en haar hele houding veranderde nu nog eens. Ze werd zo klein als een muisje, zat met haar benen opgetrokken onder haar trui, die daardoor ineens drie maten groter geworden was, op haar stoel en haar onderlip begon te trillen. “Meisje, luister eens.”, zei Janine met een blik op Bertrand, “We kunnen toch ook bidden, dat de Here aanwezig wil zijn bij en in dit alles? Daar vertrouw jij toch ook op?” “Ûhûh.” “En denk je dan niet dat God de dokteren ook het verstand geeft om jou op een goede manier te kunnen helpen?” “Ûhûh.” Bertrand legde voorzichtig zijn hand op Janine`s bovenbeen, als teken dat verdere `discussie` nu geen zin had en dat ze het gesprek maar niet moesten forceren. “Goed, we zien donderdag dan wel.”, probeerde Bertrand het familieberaad opgewekt te eindigen, “Iemand zin in een leuke film?” “Neuj, ik denk dat ik maar op bed ga, ben moe.”, antwoordde Karlijn. “Oh nee, hoeft van mij ook niet, ik ga nog even verder waar ik mee bezig was op m`n laptop.”, en weg waren de beide meisjes. Karlijn naar boven en Steffie op de bank in de voorkamer met haar laptop op schoot. “Nou, daar zitten we dan…”, zei Janine en ze keek redelijk hulpeloos naar Bertrand. “Ja, daar zitten we dan…”, herhaalde Bertrand, “Ach, komt allemaal wel goed, meisje. Het komt allemaal wel goed…”, hij zuchtte eens en trok Janine aan haar rechter arm naar zich toe. Hij kon wel even een knuffel gebruiken en zij ook wel, dacht hij bij zich zelf. |
|||||
|