| |||||
Toen Bertrand en Janine het huis weer binnen kwamen lopen, troffen ze oma, Steffie en Karlijn al zingend in de voorkamer aan. “Tel uw zegeningen één voor één, tel ze alle en vergeet er geen.” Het duurde niet lang of Bertrand en Janine vielen de drie bij, en gezamenlijk zongen ze het lied tot het eind. “Hè, das gezellig!”, vond Steffie. “Ja, lekker `ouderwets` met z`n allen zingen.”, was Karlijn het met haar zus eens. “En hebben jullie lekker wandeld?”, wilde oma Brescher weten. “Ja, ma, het was heerlijk. Lekker weer voor een wandeling ook. Wist je dat ze het pad deels vernieuwd hebben?”, vroeg Janine. “Ja, doar bennen ze een moand leden met bezig west. Ist mooi worden?”, vroeg oma Brescher, die zelf nog niet in de gelegenheid geweest was daar een kijkje te nemen. “Best wel, mooi pad, goed egaal en op precies de juiste plek een bankje. Als je weer wat beter ter been bent, dan is het zeker de moeite waard daar eens te gaan kijken.”, deed Janine verslag, ”Hé maar, kletsen jullie nog maar even verder, ik ga aan het avondeten beginnen.” “Ôh, mag ik meehelpen?”, vroeg Karlijn, die haar moeder op dit moment even voor zichzelf wist te claimen. “Wat eten we?”, wilde Steffie nog weten. “Aardappels, vogeltjes en sperzieboontjes”, zei Bertrand. “Aaah, lekker!”, en Steffie likte haar lippen al af bij het vooruitzicht van haar favoriete maaltijd. “Dat dacht ik al.”, glimlachte Janine en terwijl ze een arm om Karlijn heen sloeg en Steffie een aai over haar bol gaf, zei ze, “Nou kom op Karlijn, dan gaan we aan de slag, ik heb de aardappels vanochtend al geschild. Help je mij nog even met het schoonmaken van de boontjes en de uien dan? En Steffie, dek jij samen met papa de tafel?” “Jep.”, was het korte bevestigende antwoord van Steffie, die al opstond om de benodigde spullen te pakken. “Ik wil de siepels doen!”, zei Karlijn vastbesloten tegen haar moeder. “Uien, lieverd, uien.”, verbeterde Janine. “Nee, mam, dat zijn en blijven siepels.”, lachte Karlijn. “Gezellig hè, mam?”, zei Karlijn na een poosje. “Ja, lieverd.”, antwoordde Janine met een zachte glimlach op haar lippen. Ze dacht na of ze wat ze met Bertrand besproken had ook aan Karlijn voor zou leggen… voorzichtig begon ze te peilen, “Zou je het fijn vinden als ik morgen weer mee naar huis zou gaan?” Janine zag, dat Karlijns ogen opeens begonnen te schitteren bij dit vooruitzicht, maar na een seconde of twee te hebben nagedacht vroeg ze toch niet-begrijpend, “Hoezo?”. “Nou gewoon, dat oom Thomas en tante Edith volgende week voor oma zorgen en dat ik dan weer lekker bij jullie thuis ben.”, legde Janine uit. “Ja, dat is wèl heel fijn natuurlijk…, maar oma dan?”, en Janine kon de radertjes bij Karlijn zien werken. “Dan wordt oma toch door oom Thomas en tante Edith verzorgd?” “Maar is dat wel goed voor oma dan? Want die zijn er niet de hele dag bij, zoals jij.” “Oma is toch al weer wat sterker? Die redt zich wel, wees daar maar niet bezorgd om. En misschien kan tante Edith vrij krijgen van haar werk. Ze wonen wel véél dichterbij dan wij, hè.”, legde Janine uit. “Ik weet niet…”, zei Karlijn bijna onverstaanbaar zacht. “Hm?”, was de vragende reactie van Janine op het zachte fluisteren van haar dochter, terwijl ze weer een handvol schoongemaakte sperzieboontje in de pan gooide. “Ik weet niet mam… Ik vind het gewoon zielig voor oma…”. “Maar iemand anders kan toch net zo goed voor oma zorgen?”, Janine legde het aardappelschilmesje neer op het aanrechtblad, steunde met haar handen op het blad en bestudeerde haar dochters gezicht eens van de zijkant. “Hm, kweenie.”, haalde Karlijn haar schouders op en ze ging onverstoord verder met het snijden van de uien, “Zullen we het oma zelf maar vragen? Want ik vind het niet zo eerlijk. Natuurlijk wil ik je mee naar huis hebben en ik denk dat papa en Steffie dat ook net zo fijn vinden, maar oma dan?” “Goed, dan vragen we het oma straks, oké?”, Janine wist genoeg. “Mmm, lekker.”, waardeerde Steffie haar moeders kookkunsten. “Hmhm, helemaal mee eens.”, complimenteerde Bertrand zijn vrouw enigszins verborgen in de waardering van zijn oudste dochter. Het leverde hen beide een glimlach van Janine op. “Ho kintie, pas toch op!”, schrok oma toen Karlijn zich voor de tweede keer hevig verslikte, “Neem anders eempies een beetie water.” “Nee, gaat wel weer.”, bracht Karlijn moeizaam piepend uit. “Rustig eten dan.”, gaf oma goede raad. “Hmhm, oké.” Na het bijbel lezen kwam het gesprek op het al dan niet meegaan van Janine naar huis. Oma vond dat dit geen discussie waardig was en ze zei zonder ook maar één seconde na te denken, “Ga maar kinders, ik red mie wel.” “Weet je dat zeker ma?”, vroeg Janine nog een keer voor de zekerheid. Ze had net in zichzelf, na de wandeling met Bertrand en het gesprekje in de keuken met Karlijn, de knoop doorgehakt en een besluit genomen, maar toch voelde het voor Janine nog steeds dubbel. Natuurlijk, aan de ene kant wilde ze heel graag mee om er thuis voor haar èigen gezin te zijn, maar aan de andere kant had ze nog steeds een naar gevoel, omdat ze haar moeder zo moest achterlaten… ongeacht of ze de zorg aan Thomas of zijn vrouw Edith kon overdragen. Ze voelde zich verantwoordelijk, maar ja, ze voelde zich óók verantwoordelijk voor haar eigen gezin. Wat konden sommige besluiten soms toch moeilijk en bijna onmogelijk zijn. Ze keek haar moeder eens goed aan, maar die antwoordde met “Ja, ik ben toch geen klein kind, ik red mie wel, ga doe nou maar met dien eigen gezinnetje mee.” En zo probeerde oma Brescher haar dochter ervan te overtuigen, dat ze een verstandig besluit genomen had en dat zij zichzelf echt wel zou redden. “Goed, maar dan bel ik straks wèl eerst Thomas en Edith en vraag of het mogelijk is dat zij inspringen.”, vond Janine. “Prima, kind, doe dat, maar nu eerst nog eens rustig een kop koffie.” “Hihi”, giebelde Karlijn, “Je zei kind tegen mama. Grappig.” “Ja, mama is nu eenmaal het kind van oma, net als jij altijd ons kind zult blijven.”, verklaarde Bertrand. En terwijl Bertrand en Janine met de afwas bezig waren en Steffie de tafel weer netjes maakte en de bloemen buiten water gaf, praatte oma even met Karlijn. “Vertel oma nou eens eerlijk, waarom valst zo vaak en verslikst die zo vaak?” “Ach, dat is niks oma. Ga je zo nog even mee naar buiten?”, probeerde Karlijn de vraag van haar oma weg te wuiven. “Karlijn, dat wil oma niet hebben, wetst ja, leugens hebben körte bienties.”, en hierbij keek oma Karlijn diep indringend in de ogen, “Oma wil datst eerlijk bist en denk moar niet dat dien ole oma niks meer opvalt.” |
|||||
|