| |||||
Ondertussen vroeg Janine Bertrand inmiddels het hemd van het lijf over Karlijn en de afgelopen week. “Hoe lopen we verder?”, vroeg Bertrand na een poosje toen ze op een splitsing aangekomen waren. “Ach, kijk nou...”, wees Janine naar een bord aan de kant van de weg, “Ze hebben hier een nieuwe beschrijving neergezet.” “Het Boerenbos is een gebied van 250 hectare voormalige landbouwgrond die door de “Stichting Face” omgezet is in een duurzaam beheerd loofbos. U wandelt door met bossen omgeven akkers, soms met bloemstroken, die veel vogels en vlinders aantrekken.”, las Bertrand hardop voor, “Nou, lopen we daar een stukkie van dan?” “Ja, is goed, maar vandaag niet de complete route, als je het niet erg vindt.” “Geen probleem, volgens mij komen we straks bij een heel mooi stukje, waar ook een bank staat. Gaan we daar even rustig zitten genieten.”, glimlachte Bertrand naar Janine. “Oké, maar vertel verder… wat was nu de uitslag precies en hoe gaan we verder? Je vertelde afgelopen woensdag, dat dokter Kloosterziel als neuroloog het grootste deel van de behandeling op zich gaat nemen. In welke richting gaan ze zoeken?” “De uitslag was onduidelijk. Laten we het erop houden dat de doktoren zelf nog niet weten wat het precies is. Het enige dat ze op dit moment weten is, dat het EMG-onderzoek bepaalde `moeilijk woord` afwijkingen of veraderingen laat zien en ook het bloedonderzoek laat afwijkingen zien. De bloedbezinking en het aantal leukocyten waren toegenomen en de CK-waarden zijn verhoogd. Met name die laatste was reden tot verdenkingen in een bepaalde richting. Ze heeft nog een bepaalde ziekte genoemd, maar dat ben ik weer vergeten, sorry.", Bertrand nam even een momentje rust, en vervolgde toen met, "In ieder geval, de CK-waarden zitten bij Karlijn tussen de 550 en 600, en een verhoogde CK-waarde duidt op een verhoogde spierafbraak, want dat stofje komt blijkbaar vrij als de spier of spiervezel beschadigd is en wordt afgebroken. Daarom hebben ze bij Karlijn nu de verdenking van een spierziekte of andere spieraandoening.”, legde Bertrand zo goed mogelijk de van de week gekregen informatie uit, “Ik weet trouwens niet meer zeker wat dokter Kloosterziel zei wat de normale waarde is, maar ik meen dat tot 200 normaal is.” “Hmm, oké…”, Janine moest bij het horen van het woord spierziekte toch weer even slikken, ook al had ze Bertrand het de afgelopen dagen al vaker horen zeggen, het sneed toch weer door haar hart. Er was zo iets ernstigs aan de hand met hun jongste dochter en toch maakte Karlijn geen zieke indruk. “En ze willen ons met z`n drieën graag nog weer eens spreken om het eerste `definitieve` behandelingsplan op te gaan stellen. De doktoren hadden het over twee of drie andere onderzoeken, waaronder een MRI-scan en een spierbiopt, om echt goed een diagnose te kunnen stellen. Die onderzoeken zijn blijkbaar echt nog nodig willen ze zekerheid hebben. Verder zouden ze eerst sowieso de behandeling met Prednison willen starten.” “Prednison?”, vroeg Janine verbaasd, “Maar dat is toch dat ene paardenmiddel? Is dat niet heel erg slecht voor een jong meisje?” “Ja, ik weet het niet, Janine. Misschien moeten we thuis al onze vragen gewoon eens op papier zetten, samen met Karlijn, zodat we dat papier mee kunnen nemen naar de doktersafspraak”, stelde Bertrand voor. “Hm, helemaal géén slecht idee.”, vond Janine. “Ze was zó overstuur afgelopen donderdag.”, zei Bertrand hoofdschuddend, “Slecht geslapen, naar gedroomd... Ons meisje maakt zich zorgen en wil zich tegelijkertijd groot houden.” “Heeft ze niet van een vreemde.”, zei Janine en zacht wreef ze over Bertrands arm. “Nee, klopt.”, gaf Bertrand met een scheve glimlach toe. “Ik vind het zó erg, ons meisje zo te zien, Bertrand. En het wordt steeds erger, minder kracht, sneller moe, veel struikelen. Ik weet het niet…” “Mij doet het ook verdriet, ook dat gedoe met die medische molen waar we nu in zitten. Maar er moet wel ìets gebeuren, zo kunnen we toch ook niet doorgaan? Zeker niet als ik zie hoeveel last ze er toch van heeft en hoe het haar frustreert.”, en na een poosje in stilte te hebben nagedacht zei hij nog, “Al laat ze het dikwijls niet merken, hoor. Het is een harde voor zichzelf.” “Hmhm”, antwoordde Janine half in gedachten verzonken en ze zuchtte. “Kom we gaan weer op huis aan.”, stelde Janine voor, nadat ze met z`n tweeën een poosje stil gezeten hadden, “Dan kan ik beginnen aan het avondeten. Sperzieboontjes, vogeltjes en aardappeltjes met jus.”, somde ze op. “Nou, kom op, wat zitten we hier nog? Doorlopen!”, zei Bertrand in een poging de sfeer weer wat te verlichten, en hij deed alsof hij ineens heel veel haast had om thuis te komen. Toen ze nog maar een paar straten van het huis van Janine`s moeder waren, stopte Janine ineens en trok ze aan Bertrands arm. “Hé, wat doen we nu Bertrand? Zal ik al mee naar huis gaan? Karlijn heeft het moeilijk, ook al geeft ze dat zelf niet direct toe. Ik wil jou er ook niet alleen voor laten staan, dit is iets wat we met z`n tweeën moeten doen. Jij en ik, sámen, mèt onze dochters.”, zei ze vastberaden. “En ma dan?”, vroeg Bertrand. “Ja, ik kan me niet blijven opsplitsen, Bertrand. Bovendien als ik hier blijf, zit ik toch constant met m`n gedachten bij jullie, dat schiet ook niet op. Maak ik me alleen maar veel meer zorgen. Ook al weet ik, dat ik misschien toch niks kan doen, het gewoon aanwezig zijn bij m`n eigen gezin doet denk ik al heel wat. Ook voor mijn eigen gemoedsrust”, gaf Janine toe. “Misschien kunnen we Thomas vragen of hij een extra oogje in het zeil houdt? Het is tenslotte ook zijn moeder.”, stelde Bertrand voor, “Of dat Edith hier een paar dagen komt, totdat de wijkzorg ècht geregeld is en alles loopt? Òf de buren?” “Hm, ja misschien…”, zei Janine bedenkelijk en ze wilde weer verder lopen. “Hé kom eens hier.”, trok Bertrand Janine naar zich toe, “Maak je nou alsjeblieft niet zoveel zorgen. Ook dit komt wel weer goed. Ook hier slaan we ons weer doorheen. Geloof me. Geloof Hem!”, wees Bertrand naar boven en zijn blik volgde zijn wijsvinger naar omhoog en weer naar beneden naar zijn vrouw. “Nou kom op èn kop op, schat!” en met zijn arm om Janine heen geslagen, liepen ze de laatste straten terug naar het huis van oma Brescher. |
|||||
|