| |||||
Voor zowel Lidhia als Gabriëlle was de rit naar het ziekenhuis allesbehalve een plezierritje geweest. Lidhia had ontdekt hoe Gabriëlles blaassluitspier werkte, maar helaas voor de beide meisjes en de achterbank van de auto was dat meteen een praktijkoefening geweest. Even had ze geprobeerd over haar onverwacht onprettige probleempje te communiceren, maar ze wist niet hoe ze aan de volwassenen voorin het voertuig duidelijk moest maken wat er aan de hand was — en het was tòch al te laat. Met een kletsnatte broek was ze uit de auto geholpen, waar ze in de kou op het dak van de parkeergarage al snel concludeerde dat het maar lastig was om een luchtlinge te zijn. Ondersteund door Gabriëlles vader en Magda den Engel was ze het enorme gebouw binnengeloodst, waar Magda hen direct naar de spoedafdeling bracht. Dat was een omkleedsessie, een paar moeizame gesprekken, een CT-scan, een ruggenprik, nog een omkleedsessie en, verspreid tussen die hoogtepunten, enkele uren wachten geleden. En de ruggenprik had haar behoorlijk pijn gedaan. „Is dit ècht nodig?” had Peter zijdelings aan Magda gevraagd, op één van de momenten waarop zijn dochter het uitgilde. „Het spijt me, ja,” had Magda meelevend maar ferm geantwoord. „Ik moet zéker weten dat er niet iets ànders aan de hand is. Dit onderzoek is pijnlijk, ik weet het, maar het dient om vast te stellen of ze geen hersenvliesontsteking heeft.” „Hérsenvl— …H’m,” was Peters reactie geweest. „Nee, dan liever zeker wéten…” „Op de scan was niets te zien,” had Magda met haar aangewend kalmerende stem gerecapituleerd. „Dat feit op zich is een grote geruststelling. Houd in gedachten dat ik niet echt verwàcht dat ze iets zullen kùnnen vinden. We moeten echter alle alternatieven uitsluiten.” Op die uitspraak had Peter haar verbaasd aangekeken met: „Dus jij wilt zeggen dat je geloo—” „Niet hier,” had Magda zijn vraag met een handgebaar onderbroken. „Niet nú.” En nú zaten ze opnieuw in een ruime wachtkamer die, op het lichtgroen met okergele meubilair na, leeg was. Magda was ergens anders aan het overleggen met de medici die de onderzoeken hadden uitgevoerd; Peter wilde liever even ‘gewoon’ bij Gabriëlle zijn. De medische termen brachten nare herinneringen bij hem boven — hij werd er eerlijk gezegd een beetje bang van. Magda zou hem zó wel in prettiger Nederlands komen vertellen wat de uitslagen waren. Zijn dochter zat in de verste hoek op een stoel, waar ze allerlei ritmische symmetrische en asymmetrische patroontjes met haar armen, handen, hoofd en vingers in de lucht zat te tekenen. Ze boekte ontegenzeggelijk vooruitgang. Een kleine tien minuten geleden had ze het gepresteerd om langzaam op te staan en een paar kleine stappen op eigen kracht en zonder ondersteuning te zetten — maar dat tochtje was op de vloer geëindigd. Dit zag er veiliger uit. Peter was ervan onder de indruk hoe veel pijn het hem deed om Gabriëlle zó te zien. Het herinnerde hem aan de revalidatie van Erika, zijn vrouw, na haar eerste zelfmoordpoging van jaren geleden. Dat was wèl heel ànders, realiseerde hij zich. Erika wìlde helemaal niet. Gabi is zo te zien supergemotiveerd! Hij keek toe hoe zijn dochter haar vingertoppen gespreid tegenover elkaar in de lucht hield om ze heel geconcentreerd één voor één tegen elkaar te laten tikken. Hun blikken kruisten elkaar. Een kort lachje verscheen op haar gezicht. Een paar tranen verschenen in Peters ogen. Wat is ze toch móói! besefte hij. En wat lijkt ze op Erika! O, lieve Heer, ik vind het al zo moeilijk om alléén voor haar te zorgen… Hoe weet ik nou wat een tienermeisje nodig heeft zonder haar moeder!? …En nou dìt weer…! Een beweging naast hem trok zijn aandacht: Magda stapte de wachtkamer binnen en klikte de deur achter zich dicht. „Mag ik…?” vroeg ze met een blik op de lege stoel naast hem, na even naar Gabriëlle gezwaaid te hebben — een groet die prompt door het meisje beantwoord werd. „Ja, natuurlijk,” antwoordde Peter. Magda nam plaats. „En?” vroeg hij, met een schuine blik op Gabriëlle. Het meisje zat geconcentreerd stil, al ging haar borstkas in rustige, korte series stootjes op en neer — het leek alsof ze de controle over haar ademhaling aan het uitproberen was. „Allereerst: de onderzoeken die we vanavond hebben uitgevoerd wijzen uit, dat er geen acute medisch aantoonbare oorzaak te vinden is voor haar controleverlies,” stelde Magda. Peter zuchtte opgelucht. „Gelukkig,” zei hij, met opnieuw een blik op zijn kleine meisje, dat nu met haar voeten zat te spelen. „Ze lijkt haar lichaam ook al wat beter onder controle te krijgen.” „Dat is inderdaad genoeg reden tot dankbaarheid,” antwoordde Magda, „maar het houdt wèl in, dat de kans groeit dat we met een moeilijker aantoonbaar iets — òf met een psycho-somatische aandoening te maken hebben.” „Euh, Néderlands, dokter,” herinnerde Peter haar aan haar taalgebruik. „Sorry. Wat ik bedoel te zeggen is dat het mogelijk is dat ze een dermate ernstig trauma heeft opgelopen van alles wat er in het afgelopen jaar gebeurd is, dat haar verstand een creatief beschermingsmechanisme heeft ontworpen om haar emoties te kunnen kanaliseren en indammen. Maar dat zou iets psychisch zijn, dat niet met lichamelijk-medische onderzoeken aan te tonen is. We zouden hier nog een E.E.G. kunnen laten uitvoeren, maar daarvoor zou ze moeten worden opgenomen — en er staat een wachtlijst voor, dus dat gaat dit weekend hoe dan óók niet meer lukken.” Peters wenkbrauwen stelden de vraag, die Magda direct beantwoordde: „Een E.E.G. is, eenvoudig gesteld, een brede meting van de hersenactiviteit.” „Aha,” knikte Peter. Opnieuw wierp hij een blik op zijn dochter. „Haar hersenen lijken mij behoorlijk actief…” „Sòmmige delen wèl, ja…,” reageerde Magda zacht. „Maar práten doet ze nog niet?” „Nee,” antwoordde Peter, die zijn schouders liet afhangen. „Ze is volgens mij ook gestopt het te probéren.” „Er is nòg een optie,” zei Magda zacht. Peter keek haar nogmaals vragend aan. Ze vervolgde: „Mocht blijken dat we ècht niets kunnen vinden, dan zóú Gabriëlle eens een gesprek kunnen hebben met — of, nou ja, een bezóékje kunnen brengen aan de schoolpsychologe van het Vivaldi, Mandy van Dam.” „Ik dacht dat je vindt dat…?” aarzelde Peter verbaasd. Magda knikte, maar antwoordde: „Mijn slechte ervaringen met sòmmige mensen uit die hoek mogen niet in de weg staan van de hulpverlening aan jouw dochter, Peter. Het zóú kunnen blijken dat het juist is wat zij nódig heeft. Ik wil dat je je bewust bent van de optie.” „Is die Mandy te vertrouwen?” vroeg Peter. „Gabriëlle kènt jóú, tenslotte.” „Hmm. Gabriël is bijzonder over Mandy’s vakkundigheid te spreken,” wist Magda te melden. „En hij was voorzitter van de selectiecommissie die haar aangenomen heeft.” „Tja,” vond Peter aarzelend, terwijl hij zijn hand eens door zijn warrige krullen haalde. „Misschien moet ik dat straks dan maar eens aan Gabriëlle zèlf voorleggen? Ik wil haar hoe dan ook niet tot iets dwingen wat zij zèlf niet wil.” „Verstandig,” knikte Magda. Even was het stil in de ruimte. Alleen het zoemen van de verwarming klonk in de achtergrond. De twee volwassenen keken naar Gabriëlle en kregen een verlegen glimlach terug. „Dat heb ik trouwens al een hele tijd gemist,” mompelde Peter. „Wat?” vroeg Magda langzaam, al hoorde Peter aan haar stem dat ze het antwoord al wist en het uit zijn mond wilde horen. „Spontane lachjes,” zei hij dus om Magda te plezieren, al gaf het hem zelf ongetwijfeld veel méér plezier. „Dàt is goed,” knikte de bevriende arts aftastend. „Trouwens, nu ik erover nadenk…,” ging Peter verder. Magda keek hem van opzij aan. „Gabi heeft al vanaf haar — nou ja, vanaf dat ze kind was — stampij gemaakt als ze zich moest uitkleden waar ànderen bij waren. Bij de schoolarts, op het strand, in het zwembad… Ja, ze is een keer gepest in de kleedkamer van het zwèmbad. Dáár is dat mee begonnen, volgens mij.” „Ik herinner me dat Erika daar toen over vertelde, ja,” knikte Magda. Peter deelde zijn observatie: „Daarstraks lapte ze die schroom aan haar laars toen jij haar voorstelde die natte broek uit te trekken: ze probeerde direct te beginnen, waar iedereen nog bij stond, nota bene! Dàt was nieuw…! Dat zou ik nóóit van haar gedacht hebben…” „Allemaal vollédig in lijn met het te verwachten patroon,” mijmerde Magda. „Wat zei je?” vroeg Peter. „Niets bijzonders,” zei Magda, die haar hoofd even schudde, maar Peter zei vermoeid: „Magda…” Magda gaf hem een stille blik, zuchtte en zei: „We zijn hier feitelijk klaar, voor nu.” „Er is, geloof ik, iets wat je me wilt zeggen.” Het kwam eruit als een rustige vaststelling, maar Peter voelde zich niet rustig bij het uitspreken van die woorden. „Ik weet niet of jij, of ik, of Gabriël er al klaar voor zijn om mij die suggestie onder woorden te horen brengen,” gaf Magda na een korte pauze toe. „Toch lijk je daar op aan te sturen,” prikte Peter. „Integendeel: ik probeer er angstvallig bij wèg te blijven,” corrigeerde Magda fronsend. „Al lijkt me dat niet te gaan lukken, hoe hard ik het ook probeer. De aanwijzingen drukken me in een bepaalde richting…” Zwijgend afwachtend bleef Peter haar aankijken. „Nú nog niet,” schudde Magda haar hoofd. „Psychologie zou in dàt geval weinig voor haar kunnen betekenen, geloof ik,” mompelde Peter, die zijn blik inmiddels weer op Gabriëlle richtte. Magda zuchtte haar instemming met die scherpzinnige opmerking en volgde zijn blik. Hij stelde zijn volgende vraag op het moment dat die bij hem opkwam: „Maar stèl nou, dàt… zou het dan… onomkéérbaar zijn!?” Ze zagen hoe Gabriëlle spontaan een nieuwe poging tot opstaan ondernam. Steunend op de armleuningen van de stoel kwam ze voorzichtig overeind. Binnen enkele seconden waren Peter en Magda bij haar. Ze lachte hen even toe, maar weerde hun ondersteunende handen resoluut af. Met de volwassenen aan haar beide zijden en Gabriëlles armen als balanceerhulp zette Lidhia een onzeker stapje — en nog één… |
|||||
|