| |||||
Die avond was Karlijn al vroeg naar bed gegaan, maar om half één lag ze nog wakker, ze kon maar niet in slaap komen. Ze lag maar te malen en te malen. Waarom moest ze zich ook altijd toch zo groot houden? Zelfs voor mensen die ze al langer kende, en best goed kende… Ze had Nina toch best ook… Ach ja… Karlijn vond zichzelf maar een `raar schepseltje`. En hoe zat het nou met de onderzoeken? Tot nu toe hadden die geen pijn gedaan. Ach, ze kon best tegen een stootje, maar dat ene andere, nieuwe onderzoek… dat zag ze niet zo zitten. Ze had het er net nog even met papa over gehad, maar of ze daar veel wijzer van geworden was? Wat moest ze nu? Ze zag er als een berg tegenop. Kiezen uit twee kwaden, zo voelt het, vond ze. “Nou, Karlijn, bidden en slapen, meid. Geen zorgen, zorgen zijn voor morgen. Of ja, zorgen zijn voor... nooit. Ja, dat is beter.”, vond ze zachtjes in zichzelf pratend. Stilletjes begon ze “Ik ga slapen” te zingen, dat voelde zo vertrouwd aan, zelfs nu ze zichzelf eigenlijk te groot daarvoor vond. Maar nu mama weg was voelde het veilig aan, al vond ze wel dat ze de tekst van het lied nog aan moest vullen met een `eigen` gebed. Niet veel later viel ze eindelijk in slaap… Nee!!! Nee!! Niet doen!!! Néé!!! Pas op!!! “Karlijn! Karlijn! Word eens wakker, meisje!”, Bertrand was aan komen snellen nadat het tot hem doorgedrongen was, dat het Karlijn geweest was die zo hard aan het schreeuwen was. Met één sprong stond hij buiten het bed, gooide de slaapkamerdeur open, struikelde op de overloop nog over zijn eigen benen en belandde daarna halsoverkop met behoorlijk versnelde hartslag en ademhaling in de slaapkamer van Karlijn, waar hij in eerste instantie niets vreemds zag. Hij had een indringer verwacht, iemand die Karlijn pijn wilde doen, maar hij zag… niets. Nadat zijn ogen gewend waren aan het donker van Karlijns kamer, zag hij Karlijn wild om zich heen slaan. Ze bewoog haar armen en benen alsof ze iemand van zich af wilde houden. Bertrand wist niet goed wat hij met dit tafereel aan moest. Toen hij zich stond af te vragen of het wel of niet goed was iemand uit een nachtmerrie wakker te maken, schrok Karlijn wakker en keek verward om zich heen. Toen ze Bertrand zag zitten schrok ze nog eens, niet verwachtend dat er midden in de nacht iemand naast haar bed zou zitten. “Hè, meisje toch. Wat was dàt?”, vroeg een bezorgde Bertrand, die tegelijkertijd een slaperige Steffie in de deuropening seinde dat ze terug haar bed in kon gaan. “H`m.”, was de reactie die hij van Karlijn terug kreeg. “Nare droom, hè?”, giste Bertrand. “Ja.”, antwoordde Karlijn, waarna het een poosje stil bleef. “Praten of gewoon even zitten?”, informeerde Bertrand uiteindelijk. “Hm… weet niet… doe maar…ooh papa.”, bracht Karlijn uit, die zich nu niet langer groot wilde houden, “Het was zo eng, pap. Echt zó eng.” “Wat was eng, Karlijn?” |
|||||
|