| |||||
„Die val van de trap heeft ze goed opgevangen,” concludeerde Magda al snel. „Ze heeft in ieder geval niets gebroken. Het feit dat er twee bochten in die trap zitten heeft natuurlijk wel geholpen: ze kon niet echt vaart maken. Ik heb dat weleens anders gezien bij rechte trappen, al is een val van de trap natuurlijk altijd gevaarlijk. Hoe dan ook, alles lijkt er goed uit te zien. Voornamelijk blauwe plekken en een paar flinke schrammen. Voor de zekerheid zou ik haar wèl graag in het ziekenhuis willen laten onderzoeken.” Peter knikte direct zijn toestemming, maar vroeg wel: „Zou jij die onderzoeken dan uitvoeren?” „Niet helemaal,” gaf Magda toe. „Maar het kan wel onder mijn toezicht.” Ze richtte zich tot Gabriëlle, en zei vriendelijk: „Meisje, zou je je mond niet dicht doen?” Lidhia klapte Gabriëlles mond na een lange tel dicht, maar probeerde toen weer iets te zeggen dat met de grootste moeite niet duidelijker klonk dan: „Wûhhhh… hûh… pruu… uh… ih… ihll… hûhhh!” Opnieuw knielde Peter bij zijn dochter neer. Met zijn zakdoek en trillende handen veegde hij zorgzaam haar kin schoon en zei: „Rustig maar, Gabriëlle, tante Magda gaat je ook in het ziekenhuis onderzoeken. Ik weet dat je bang bent, maar ik blijf bij je!” Vanaf het moment dat hij haar Gabriëlle noemde, schudde het meisje heftig het hoofd. „Wat is er?” vroeg Peter bezorgd. „Wil je niet dat ik bij je blijf?” Lidhia knikte. „Euh,” probeerde Peter dat antwoord te interpreteren, maar hij kwam er niet uit en stelde de vraag maar opnieuw: „Wil je dat ik bij je blijf?” Opnieuw knikte Lidhia. Peter zuchtte opgelucht, maar vroeg: „Wat is er dàn, dat je zo je hoofd schudde?” Weer deed Lidhia een poging: „Hh-hûk… núúthh… hhch… hggg…” Even klaarde Gabriëlles gezicht op. De prinses zette door: „Hgggàphh… hrrúúw… euhh… lllûhh!” Het deed Peter zichtbaar pijn om zijn dochter zo te zien worstelen. „Ik niet Gabriëlle!” ontdekte Tim, die Lidhia’s uitingen geluidloos met zijn mond geïmiteerd had, plotseling. „Ze zegt dat ze niet Gabriëlle is!” Gabriëlles hoofd knikte nu nadrukkelijk. „Jongelui,” begon mevrouw Den Engel vriendelijk. „Willen jullie je misschien eventjes op de gang terugtrekken? Ik moet éven iets met Gabriëlles vader en haar zelf overleggen.” En dus stonden en zaten de drie tieners nu in de gang. „Wáárom willen volwassenen altijd overleggen zonder dat kinderen en jongeren erbij zijn!?” mopperde Tim, die met de handen in de zakken tegen de warme radiator bij de voordeur geleund stond en chagrijnig naar de stompe neuzen van zijn schoenen keek. „Misschien omdat ze meer weten dan wij,” opperde Rosa praktisch vanaf haar zitplaats op de derde trede van de trap. „H’m,” bromde Tim, die vanuit zijn eigen ervaringen zijn eigen gekleurde conclusies trok. Even klonk slechts het zachte ruisen van de centrale verwarming. „Hadden jullie óók de indruk dat Gabriëlle… zichzelf ècht niet was?” vroeg Amber, die zich schuin tegenover Tim geposteerd had. „Ik bedoel… dat van die Lydia… leek wel heel ècht te zijn, hè? Gabriëlle zou niet gauw uit zichzelf naar mij glimlachen, volgens mij…” „Nee, dat viel mij óók op,” gaf Rosa aan. Tim, die diep in gedachten was, keek verstrooid op met een vragend: „Hm?” „Het lijkt ècht wel méér te zijn dan bulten en schrammen, na die val van de trap,” verwoordde Amber de herhaling van haar vraag. „Ja,” antwoordde Tim nu. „Maar ik vermoed dat die val van de trap juist kwam doordat er iets — niet-lichamelijks aan de hand was. Klinkt vreemd, weet ik, maar… ik had ècht de indruk dat Gabriëlle niet zichzèlf was…! …dat dat géén toneelspelen was…” „Echt wáár!?” vroeg Rosa plagend, met een knipoog naar Amber, die flauwtjes glimlachte. Tim keek haar verbaasd aan, waarop ze uitlegde: „Je was ver weg, hè? Want dat is precies waar we het al even over hàdden!” „Oh… sorry,” zei Tim lusteloos, waarna hij een zachte maar onderzoekende blik van Amber te incasseren kreeg. Ze opende haar mond om iets te zeggen, maar op dat moment werd ook de gangdeur geopend. |
|||||
|