| |||||
Om te zeggen dat de sfeer tijdens die stilte ongemakkelijk was, zou geen recht doen aan de intensiteit van de ervaring die de vijf tieners doorleefden. Hoe Rosa en Amber Gabriëlles uitspraak interpreteerden kon Tim moeilijk inschatten, maar hij vond het te bizar klinken voor woorden. Hij was dan ook de eerste die iets zei. „…Pardon!? Lydia!?” Met nog steeds dezelfde onthutste blik staarde Gabriëlle hem aan. Het was niet duidelijk of ze daarmee op hèm reageerde, of dat ze zelf van haar uiting geschrokken was. Tim kon zich opnieuw niet onttrekken aan de indruk dat het niet Gabriëlle was, die hij in de ogen keek. Dat dat wel overeenkwam met wat zij zèlf net had gezegd, weerhield hem ervan een ongeduldige opmerking te plaatsen. In plaats daarvan vroeg hij nu voorzichtig: „Hoe… bedoel je?” „Lydia?” vroeg ook Rosa nu, met een nadenkende uitdrukking op haar gezicht. „Die naam noemde je zaterdag óók, toen we met Sam aan het wandelen waren…” Ze keek Tim aan en legde uit: „Ik dacht toen dat ze het tegen een verzonnen vriendin van haar had — weet je wel?” „Bedoel je, een fantasievriendinnetje?” vroeg Tim, nu met een stem die meer door bezorgdheid dan door ergernis gekleurd werd. „Daar heb ik wel eens wat over gehoord, ja.” Hij dacht aan de context waarin dat geweest was en dacht: Géén leuke herinnering. Niet nú, waarop hij zijn gedachten leeg schudde en met blanco interesse naar Gabriëlle keek. Géén vooroordelen, nu, besloot hij, maar hij kon het niet laten te zeggen: „Mijn vader zei dat… euh…” — waarop hij bedacht dat hij dat beter niet kon zeggen. Niet waar Gabriëlle zèlf in deze toestand bij was, in ieder geval. En Amber zou het waarschijnlijk maar raar vinden. Rosa zou het misschien wèl begrijpen, schatte hij in. „Wat zei je vader?” ging Amber echter belangstellend op zijn afgekapte uitspraak in, terwijl hij zag hoe Gabriëlle ongelukkig lijkend naar de vloer keek. Tim bloosde, boos op zichzelf, maar keek weg en antwoordde ontwijkend: „Mijn vader zou nu gezegd hebben dat hij wel wist wat er met haar aan de hand is.” In reactie op Rosa’s opgetrokken wenkbrauwen voegde hij er mompelend aan toe: „Duisternis en zo…” Amber fronste licht; Gabriëlle liet de opmerking aan zich voorbijgaan maar in Rosa’s ene onbedekte oog leek iets van een vuur te ontvlammen. Verontwaardigd reageerde ze: „Het is zó makkelijk om mensen in hokjes en vakjes te stoppen als ze anders zijn — of denken, of doen!” In een afwerend gebaar hief Tim zijn handen op en zei verontschuldigend: „Hé, ik roep dat niet meteen!” Het vuur leek zich terug te trekken, maar de ontevreden lijnen bleven rondom Rosa’s pleister zichtbaar in haar gezicht. Ze zei, een stuk milder: „Nee, okay. Jij niet. Maar er zijn er genoeg…!” „Vertel mij wat,” snoof Tim instemmend. „Mijn vader zegt, dat hokjes en vakjes er zijn als hulpmiddel om andere mensen beter te kunnen begrijpen,” klonk Ambers warme stem nu, die meteen Tims volle aandacht ving. Het meisje, dat nog naast Gabriëlle zat, keek naar hem en Rosa op en vervolgde: „Om náást ze te kunnen gaan staan — contàct met ze te leggen. Niet om ze d’r in te stoppen.” Rosa glimlachte naar haar vriendin en zei: „De letterbak.” Amber knikte en leek zich ineens iets te herinneren. Ze zei: „O ja, wat ik zeggen wou. Meneer Den Engel was laatst in de bieb op zoek naar een boek met een verhaal over een prinses Lydia.” Gabriëlle keek nieuwsgierig op. „O? Dus misschien wéét hij al wat er aan de hand is?” vroeg Tim zich hardop af. „Dàt zou schelen!” „En had hij dat boek gevonden?” vroeg Rosa geïnteresseerd. „Nee,” schudde Amber ontmoedigd haar hoofd. „Tante Flora — mevrouw Van den Heuvel — kende het niet. En ik wist het óók niet.” „Jammer,” zei Tim. Het viel hem op dat Gabriëlle haar hoofd weer liet hangen. Er viel een korte stilte, waarop hij vroeg: „Wat was dat met die letterbak?” |
|||||
|