| |||||
„Kunnen we de deur niet inslaan?” opperde Rosa. Tim keek direct om zich heen om te zien of er iets voorhanden was, waar het glas niet tegen zou kunnen. „Goed idee,” zei hij, waarop hij een ruwe, bruine steen uit de voortuin raapte en die achteruit zwaaide om er de ruit mee te bewerken. „NIET DOEN!!!” drong Ambers stem tot zijn bewustzijn door. Nog net op tijd kon hij de zware steen tegenhouden. Ik leef nog, geloof ik, dacht Gabriëlle wazig. Auwwwww!!! Haar ogen waren nog dicht maar vanuit verschillende plaatsen in haar lichaam werden stevige pijnsignalen doorgegeven. Ze herinnerde zich hoe haar lichaam de trap half kruipend over de overloop bereikt had. Ergens tijdens die uitdaging was het blijkbaar ook tot Lidhia doorgedrongen dat ze Gabriëlles mond beter dicht kon houden. Dat was een lichtpuntje geweest in de situatie van dat moment. Op dit moment stond hij weer open… Eenmaal bereikt had de trap een onoverkomelijke uitdaging geleken — tenminste, aan haar hartslag en het weeë gevoel in haar benen te oordelen. Toch had ze wankel op de derde trede van boven gestaan op het moment dat de deurbel had geklonken. Van schrik had ze haar evenwicht verloren. Het was vreemd, maar terwijl ze viel had ze de onomstotelijke bevestiging gekregen dat ze hier met prinses Lidhia te maken had: in een reflex hadden haar knieën zich opgetrokken en haar armen zich om haar snel gebogen hoofd gevouwen. Die houding herkende ze uit duizenden. Ze probeerde haar schelp te sluiten! Ondanks het feit dat ze onderweg naar beneden twee onwrikbare, ruwe muren was tegengekomen, was ze zich er terdege van bewust dat die samengetrokken houding tòch een zekere mate van bescherming had geboden, al brandden nu haar ellebogen en haar schenen en was ze ongenadig op haar toch al blauwe heup terechtgekomen. Ook haar rug en haar zitvlak hadden zo te voelen een paar flinke butsen en schrammen opgelopen. Meer kon ze niet vaststellen op dit moment. Ze zou moeten wachten tot Lidhia weer in beweging kwam… „Ze ademt! Ze ademt nog, volgens mij!” Rosa was overgelukkig met die onevenwichtige maar hoopvolle vaststelling. „Ook hier doen ze niet open,” riep Amber teleurgesteld, die intussen bij beide buurhuizen aangebeld had. „Misschien is die steen tòch wel het beste, Tim?” „Misschien kunnen we haar wakker krijgen met de deurbel?” opperde Rosa. „Bonzen en roepen hielp niet,” betwijfelde Tim de slagingskans van dat voorstel. „Maar we kùnnen het probéren,” vond hij. Hij liet zijn wijsvinger voor de tweede keer die middag met het blauwe knopje kennismaken — dit keer zonder aarzeling. Amber probeerde intussen de volgende voordeur. Ding-dong! Gabriëlle werd uit haar stille verwondingscontrole getrokken. Hé! Er wordt wéér gebeld! Zou Lidhia reageren? Ze vroeg zich af, wie het kon zijn. Misschien de postbode? Daarop schrok ze: Nee, hè! Ik lig in mijn nachthemd naar de deur toe! Kom op, Lidhia! Kom overeind! Je ligt hier praktisch in mijn ondergoed! Meteen bedacht ze: O ja… Dat gaat Lidhia niet bedenken: dat is in Liliaño geen probleem… Dwingend voegde ze aan die gedachte toe: MAAR HIER WÈL! — alsof Lidhia haar hier, in deze situatie, beter zou kunnen horen dan wanneer zij in Liliaño met de prinses meeliftte… Mentaal schaamde ze zich enorm, al ging haar lichaam niet in die emotie mee. Het kwam nu echter wèl in beweging… Gelukkig! dacht Gabriëlle. Ik dóé het nog… Auw!!! „Er is ècht niemand thuis, hier, lijkt het wel!” klonk Ambers stem mat, terwijl het meisje er weer bij kwam staan. „Géén buren met sleutels, dus.” „O! Was dàt je idee?” vroeg Tim bewonderend, zonder op of om te kijken. „Ze beweegt!” hijgde Rosa, waarbij een wazige vlek condensvocht van haar adem op de ruit neersloeg. „Kyáá! Niet kijken Tim!!!” paniekte ze, waarbij ze zichzelf weer pijn deed. „Woah!” — Tim draaide zich blozend naar Amber om, zodat hij met zijn rug naar de deur kwam te staan. Gabriëlle had vast niet in de gaten hoe ze er nu bij lag — of dat zij voor de deur stonden. „Onze buren hebben onze sleutels. En wij die van hun,” legde Amber net zo rood maar neutraal klinkend uit, waarbij ze Tim een waarderend glimlachje gaf. „Voor het geval dàt.” „Volgens mij is ze helemaal duizelig,” mompelde Rosa, waarop ze riep: „Gabriëlle! Rustig aan doen, jôh! Denk je dat je kunt opendoen!?” |
|||||
|