| |||||
Met Trikticlic die enthousiaste rondjes om hen heen zwom en hun twee lijfwachten vlakbij voelde Lidhia zich veilig en zeker terwijl ze terugdoken naar het naar verhouding zwaar bewaakte paleis. Het zacht glanzende nachtlicht van de sterren, waarvan ze nu voor het eerst in haar leven met haar eigen ogen de bron gezien had, drong niet tot ver onder water door. Van ergens beneden hen klonk het klikken van enkele waaktriktilli, terwijl de wachters op de muren als kleurige lichtbakens de zee rondom hun posten verlichtten. Zelfs boven het complex zwommen leden van de paleiswacht in een strakke formatie, die een prachtig driedimensionaal schouwspel opleverden in het voorbijduiken en haar aan een sterrenbeeld deden denken. Zoals Gabriëlle haar had geleerd, trok ze denkbeeldige lijntjes tussen de lichtpunten. Ze grinnikte bij de naam die ze dit denkbeeldige sterrenbeeld zou geven: ‘de ring’! Het bracht haar gedachten direct terug bij het onbegrijpelijke lichtwonder ver onder het paleis, waar ze nog geen twee stonden geleden vlakbij gezwommen had met haar vader en haar zusje. Gelukkig was die missie geslaagd, ondanks het spannende einde. Ze hadden de magister weer terug! …en de medica en heer Murox, dacht ze daar achteraan, om de opsomming compleet te maken. Ik heb het alleen niet aan Tirashya kunnen laten zien, bedacht ze, waarbij ze zich op haar rug keerde om Trikticlic te kunnen volgen, die met een serie uitgelaten snerpgeluidjes achter een nachtvis aanschoot om zich twee tellen later weer netjes bij hen te voegen en een gesprekje aan te gaan met een soortgenoot die op dit moment dienst had en ergens vlakbij de paleismuur zwom. „Magister?” vroeg Lidhia, zodra ze weer op haar buik naast haar tutor zwom, met haar benen parallel aan de zijne schuin omhoog gericht. De luminescentie van magister Toenak, die louter uit roodtinten van verschillende diepte en helderheid bestond, straalde haar warm vanaf zijn irissen tegemoet in een belangstellend afwachtende houding. Ze vroeg: „Kunt u mij wèl vertellen of het boek over de ring in de diepe grot en de lichtende letters gaat of niet?” De magister keek weer voor zich uit, dacht even na en antwoordde toen: „Het voor u zo aantrekkelijke bindwerk handelt over vele complexe zaken, die op het verstand en de gemoederen van deze uw leermeester overvloedig hun beslaglegging hebben doorgevoerd, Hoogheid. Meer dan hetgeen ik aan uw ouders heb verteld, ben ik niet gemachtigd aan u, mijn waarde prinses, mede te delen — zoals u ongetwijfeld zult weten te begrijpen. De onthulling van de noodzakelijke gegevens om de door u aan de orde gestelde kwestie naar enigermate geruststellende bevrediging te verlichten, zouden onherroepelijk reeds weder een veelvoud aan nieuwe vragen aan uw zo prettig volgaarne tot lering bereid zijnde jeugdige brein doen ontspruiten. Derhalve ziet deze bejaarde magister er volledig vanaf om, vóór het aanbreken van het gerijpte moment in de nabijzijnde toekomende tijd, op enige beantwoording vooruit te lopen. Moge uwe Hoogheid de ongetwijfeld zeer welkome slaap omhelzen met de rustgevende gedachte aan deze plechtige belofte, dat mijn naaste medewerkers en ikzelf tijdens de aanstaande ochtendstond een complete samenvatting van de huidige stand van ons onderzoek zullen uiteenzetten ten overstaande van het voltallige aantal der betrokkenen — waartoe uiteraard eveneens uw persoon gerekend wordt.” Lidhia knikte, licht teleurgesteld maar blij dat ze blijkbaar tòch voor vol werd aangezien. Ze naderden in stilte de voorgevel van het paleis. De wachters voor de paleispoort salueerden, maar maakten tegelijk héél duidelijk dat Trikticlic ditmaal niet langs hen zou kunnen glippen. Argwanend keek de dienstdoende officier Lidhia aan — hij was hun laatste confrontatie zo te zien nog niet vergeten… „Plaats rust,” commandeerde de prinses ongeïnteresseerd, al had dit geen zichtbaar kalmerend effect op de paleiswacht. „Trikticlic?” De mooie dolfijn lag al naast haar in het water. De wachters zwommen op scherp. Toenak keek verbaasd: die had de voorgeschiedenis van dit tafereel niet meegekregen. „Vrij!” klonk Lidhia’s stem gebiedend. De dolfijn spoot weg; de wachters ontspanden zich en lieten het overgebleven viertal passeren. Bij de slaapvertrekken van de koninklijke familie aangekomen, zei Lidhia zacht: „Ik begrijp het, magister. Slaap zacht! En bedankt voor de prachtige excursie!” Met een hartelijke en uiteraard uitgebreide nachtwens nam magister Toenak afscheid voor wat er in zijn woorden „nog van die kolkende nacht aan rust restte”. Bij haar eigen ruim bemeten slaapkamer aangekomen groette ze haar lijfwacht, die zich voor de deur posteerde zodra zij naar binnen was gegaan. Lidhia was toch wel blij terug te zijn in haar vertrouwde suite. Ze zwom recht naar het raam, een lage, horizontale spleet over bijna de gehele breedte van de kamer. Omhoog keek ze, waar ze tegen het schemeren van de waterspiegel enkele van de helder stralende wachters boven het paleis kon zien. Ze gaapte eens — blijkbaar had haar lichaam tòch wel behoefte aan wat slaap, al had de magister de drukte van haar gedachten goed ingeschat. Ze draaide zich om om naar haar bed te zwemmen, maar bevroor bij het zien van een schaduw die zich plotseling losmaakte van de bodem. Twee tellen later schrok luitenant Lartiyon op van een hoge, maar korte gil. Een paar van de toegevoegde wachters in de gang aarzelden geen moment, maar kwamen direct in beweging. In een goed getrainde reflex griste hij intussen zijn wapen uit de schede, waarbij hij zich omdraaide om de kamer van de prinses binnen te duiken… |
|||||
|