| |||||
„Dit is het pad waarin wij u aantroffen, medica,” wees de koningin op de ruimte tussen twee van de grote boekenkasten die de paleisbibliotheek vulden. Ishtaran glimlachte: „Dat is correct, Majesteit, maar het is niet om die reden ook het gangpad waar ik de boeken plaatste.” „Listig,” vond Quevéra met een waarderende uitdrukking op haar gezicht, terwijl ze zich omdraaide om Ishtaran te volgen, die het volgende pad koos en naar de bodem dook. „Het scheen mij toe dat mijn plan de beste kans van slagen had wanneer ik de boeken vlakbij de bodem zou neerzetten.” Voorzichtig, alsof ze een baby oppakte, trok ze het klassieke boek van de onderste plank om het aan de koningin te overhandigen. Quevéra gaf het direct door aan magister Toenak. Haar blik bleef even opmerkzaam op het verweerde gezicht van de wetenschapper rusten om de expressie die ervan af te lezen was in zich op te nemen. „Ik wist het gangpad aan de andere zijde te bereiken voordat ik flauwviel,” herinnerde Ishtaran zich intussen. „Hebt u enig idee wie binnen het paleis de toegang heeft tot dergelijke verdovende middelen?” vroeg Silvaeo nu. Even aarzelde de medica. Toen gaf ze toe: „Ik heb er wel wat van in het medisch centrum. Het is een verdovend middel dat ik gebruik bij eventuele operaties. Maar dat ligt achter gesloten deuren — ik heb slechts de meer eenvoudige medicijnen binnen handbereik liggen.” „Alvorens wij allen hier vergaderd ons tot conclusies laten verleiden met betrekking tot de authentieke herkomst van de substantie in kwestie, bestaat wellicht de mogelijkheid ons te buigen over de uitdaging een meer directe toegangsweg tot deze afgebakende ruimte, die althans tot het ogenblik van ons in onbewustzijn geraken zowel gesloten als bewaakt was, te vinden,” zei de magister, die er met zijn volzin geen enkele twijfel over liet bestaan dat hij weer helemaal wakker was. Silvaeo knikte hem toe en vatte vanwege de hulpeloze blikken van zijn dochters samen: „Een goede vraag, magister. Hoe is het slaapmiddel in de bibliotheek binnengekomen? U geeft alle drie aan, dat de deur naar de gang al die tijd, dat u hier samen studeerde, gesloten was?” De drie geleerden knikten eensgezind. „H’m,” bromde Silvaeo. Tirashya vroeg: „Kan er iemand door de geheime gang zijn gekomen?” Haar vader aaide haar even over de bol, waarbij hij antwoordde: „In dat geval zou er een belletje in onze slaapvertrekken geklonken hebben. En als wij dàt gemist zouden hebben, dan zou het aan het palletje zichtbaar zijn tot ik het zelf terugschuif. En geloof me, dat heb ik gecontroleerd. Er is vannacht niemand door de geheime gang de bibliotheek binnengekomen.” Nu schraapte Murox zijn keel. Verlegen begon hij: „Ik euhm…” „Misschien was het buisje al eerder in de bibliotheek neergelegd!” bedacht Lidhia op hetzelfde moment dat Murox zijn mond opende. De geleerde brak zijn zin af, richtte zich verbaasd tot haar en vroeg: „Eerder? Hoe had u zich dat voorgesteld, Hoogheid?” Hoewel Lidhia’s opmerking de aandacht van alle drie de geleerden en Tirashya getrokken had, treuzelde Silvaeo’s aandacht nog even bij Murox, die de indruk had gewekt iets te willen zeggen. Op dit moment leek hij er, naast verbaasd, ook enigszins opgelucht uit te zien. Nu wendde ook de koning zich tot Lidhia, waarbij hij een subtiel vragende blik van zijn vrouw opving. In die fractie van een seconde vond een uitgebreid, onuitgesproken gesprek plaats tussen het koninklijk paar. Lidhia meende dat de vriendelijke glimlach op haar vaders gezicht een goedkeurende uiting was in reactie op haar opmerking. Ze voelde haar wangen gloeien omdat ze geen antwoord op Murox’ vraag kon geven, maar vanwege de bemoedigende blik van haar vader zei ze: „Het spijt me, heer Murox, maar ik weet niet hoe… Het was maar een idee…” „Misschien is het helemaal niet zo’n slecht idee als u zelf schijnt te denken, Hoogheid,” fronste Ishtaran nu. Ze richtte zich tot de koning en vroeg: „Mag ik weten waar het buisje is, dat de prinses noemde?” „Het ligt op de grote tafel,” wees Silvaeo. „Het werd aangetroffen bij de kasten die we aan de kant hebben gewerkt voor de takelinstallatie.” Ishtaran zwom er al mee in haar handen en rook aan de smalle hals. „De huls van een kokerworm,” mompelde ze. „Voorzichtig, medica,” maande de koning haar. „Er kan nog een restant achtergebleven zijn!” „Hm? Nee, Sire,” antwoordde Ishtaran. „Ik ken de stof, die gebruikt is. Ik herkende de zeer flauwe, maar typische smaak: het is een zeer licht oplosbare stof. Er kan niets van achtergebleven zijn als er ook maar even met een buisje als dit hier door het water bewogen is. Maar het idee van de prinses intrigeert mij. Hier aan de randen kleeft nog een residu van een andere stof. Het is mogelijk dat dit een mengsel betreft dat langzaam oplost en zodoende de werkzame stof voor een bepaalde tijd vasthoudt… Ik zal het verder moeten onderzoeken, maar de mogelijkheid bestaat dat prinses Lidhia gelijk heeft, Majesteit.” Silvaeo fronste even. Hij was niet direct blij met het vooruitzicht om één van zijn twee meest vertrouwde wetenschappers nog weer een nieuw onderzoek in de maag te splitsen. „Hoe lang denkt u daarvoor nodig te hebben?” vroeg hij, terwijl generaal Korfos de bibliotheek kwam binnenzwemmen. „Hooguit een halve stonde, Sire,” was het directe antwoord van Ishtaran. Silvaeo knikte: „Doen. Breng mij direct op de hoogte van uw bevindingen. En neemt u daarna nog enkele uren rust voordat uw onderzoeksmedewerkers arriveren.” „Graag, Sire,” knikte de medica dankbaar, waarop ze met de lege huls en onder de bescherming van haar persoonlijke lijfwacht de bibliotheek verliet. Silvaeo keek de generaal aan met een blik die zwijgend om een verslag vroeg. „De gevangene is in verzekerde bewaring gesteld, Sire,” meldde de generaal. „Goed. Wij zullen nu eerst eens een hartig woordje met hem gaan spreken. Wie bewaken hem?” „Afwisselend de tweetallen Kamisec-Vertoc en Gretesh-Datylox, Sire,” antwoordde de generaal. Silvaeo glimlachte even en knikte bevestigend. „Goed,” zei hij, waarop hij zich tot de rest van de aanwezigen wendde. „Het lijkt mij geen slecht plan voor de rest van ons om deze nachtelijke sessie maar eens te gaan opheffen. De meesten van ons hebben nog nauwelijks enige nachtrust genoten — en de komende drukke dag zwemt alweer voor de poort. De bewaking van het paleis is verdriedubbeld, dus iedere uit de toon vallende beweging zal worden opgemerkt. De persoonlijke lijfwachten zijn stuk voor stuk in staat van uiterste paraatheid gebracht, dus iedereen kan rustig gaan slapen.” „Zonder uw ontegenzeggelijk gewaardeerde voorstel te willen tegenspreken, Sire,” begon de magister. Vragend keek Silvaeo hem aan. De magister gaf een fijn lachje weg en vervolgde: „Wellicht gunt u mij de eer en de mogelijkheid tot een korte conferentie in het gezelschap van uzelf, uw echtgenote en prinses Lidhia, alvorens u te rusten te begeven.” Lidhia’s interesse was opnieuw gewekt: wat zou de magister te zeggen hebben!? |
|||||
|