| |||||
Zodra Silvaeo zijn luminescentie gedoofd had dook hij terug de cilinder in, waar hij zo gauw mogelijk een paar meter opzij peddelde in de richting van de noordelijke gang. Daar draaide hij zich om, waarbij hij ervoor oppaste om geen geluid te veroorzaken in het koele water. Hij schrok en fronste: de opening van de paleisschacht lichtte nog steeds zwak maar opvallend op tegen het plafond. Hij herkende er de gemengde gloed van Lidhia en Tirashya in, die inmiddels toch al wel een flink stuk boven dit niveau zouden moeten zwemmen. De koning besefte tot zijn schrik dat het goed mogelijk en zelfs heel waarschijnlijk was, dat hun stille achtervolger zijn silhouet tegen de tunnelwand had zien afsteken op het moment dat hij de schacht weer verliet… Een onplezierige gedachte, die zijn waakzaamheid verhoogde. Hij drukte zich in de hoek tussen de oostelijke wand en het plafond aan, waarbij hij zich realiseerde dat hij Tirashya niet naar eventuele bewapening van de sluipzwemmer gevraagd had. Nu zwom hij ook wat dat betreft in het duister…! Bewust keek hij van de schachtopening weg: Het was van levensbelang om nu zijn ogen zo veel mogelijk te laten wennen aan het duister! Meer dan dat hij iets zag of hoorde, voelde hij aan een subtiele verplaatsing van het duistere water dat er iemand vlak voor hem langs uit de oostelijke gang kwam. Tot het uiterste spande hij zijn ogen in, terwijl hij zich een beetje liet zinken om meer van de nog maar nauwelijks zichtbare ronde opening te kunnen zien. Word rustig, mijn hart, maande hij in gedachten zijn levenspomp, die wild in zijn oren klopte. Ik wens méér te horen dan jouw opgewonden ritme! Het eerste wat zichtbaar werd voor de holte, was de zwarte schaduw van een hoofd. Een grimmig trekje speelde rond Silvaeo’s lippen: de schim zwom op zijn rug en verwachtte hem hier dus blijkbaar niet! Het volgende dat de koning opmerkte was een lichtblauw met rood gloeiend puntje dat in een flitsende lijn van rechts naar links voor de tunnelopening langs schoot. Een zwaard! begreep hij. Dat was een reflectie van Lidhia, hoog boven hem in schacht! Hij overwoog zijn opties: op een zwaardgevecht wilde hij het liever niet laten aankomen. Zijn tegenstander was nog anoniem, die kon hij niet inschatten. Zijn rechterhand klemde zich om zijn eigen onzichtbaar zwartglanzende zwaard. Hij moest nú in actie komen! Traag bewoog hij zijn flippers op en neer, terwijl hij zijn linkerarm naar voren uitstak… „Geen beweging!” riep hij plotseling, waarbij hij zijn lichtpatroon razendsnel tot volle helderheid dreef. De ander hield zich duister, maar terwijl het geluid van Silvaeo’s stem in de schacht omhoog echode, vermengde het zich met een snorrend geluid. Instinctief hief de koning het zwaard in zijn rechterhand om de klap op te vangen, maar voordat die kwam klonk er een luid, metalen TWINGGG!!! — vlak boven hen. „Vóórdat je je zwaard uit de rotswand trekt,” siste Silvaeo gehaast, „zou ik je willen vertellen dat het de gifpunten zijn van het wapen van Hagiysh, die je in je zij voelt prikken.” De waterling — een sterk ogende man — aarzelde. Silvaeo controleerde of deze waterling misschien óók over een dergelijk wapen beschikte. Dat bleek tot zijn opluchting niet het geval te zijn. Hij vervolgde dreigend: „Je bent ermee bekend, zie ik. Dit hier is het originele, authentieke gifwapen van Hagiysh, waarmee hij twee gewaardeerde leden van mijn Paleiswacht vermoordde en even later het geliefde kamermeisje van mijn tweede dochter, prinses Lidhia — voordat ik hem zijn hoofd afhakte met het zwaard dat ik op dit moment in mijn rechterhand geklemd houd.” Tot Silvaeo’s geruststelling hield de ongenode gast zich nu heel rustig. De koning ging met zijn lage stem verder: „Ik voel daarom op dit moment bijzonder weinig genegenheid voor waterlingen die zich met Hagiysh en zijn praktijken inlieten. Ik heb ook geen enkele reden om niet op de knop onder mijn linkerduim te drukken. Ik heb het kamermeisje zien sterven en de gezichtsuitdrukking op het gelaat van de vermoorde militairen gezien. Alles duidt op een uitzonderlijk pijnlijke dood, die ik jou zonder aarzelen óók zal toedienen als je ook maar één beweging of geluid maakt waarbij ik mij afvraag of ik daar wel toestemming voor zou geven. Duidelijk tot zover?” De waterling knikte langzaam. „Goed,” gromde Silvaeo. Hij stak zijn eigen zwaard in de schede en nam het zwaard van de onbekende over. „Nu, ik kan binnen twee pogingen raden wat je naam is, maar ik heb reden om aan te nemen dat ik hier met Nirot te maken heb.” In de ogen van de ander las hij verbazing. „Ja, dus.” „U hebt wel lef,” fluisterde Nirot, want hij was het inderdaad en vond het duidelijk niet prettig dat zijn naam geraden was. „U hebt er geen idee van met hoevelen we hier zijn!” Een schuin lachje trok over Silvaeo’s gezicht bij die woorden. Hij antwoordde laconiek: „Je medestanders in het kwaad, bedoel je? Waiash en Esecor?” Een nieuwe irritatie tekende Nirots gezicht. Silvaeo zei: „Esecor lééft niet meer, en je bluft niet erg overtuigend.” „Esecor… hoe wéét u dat!?” reageerde de piraat, die nu toch echt niet meer goed wist te verhullen dat hij overtroefd was. „Ik ben het, die hier de vragen stelt,” zei Silvaeo gedecideerd. „We gaan samen door de schacht omhoog zwemmen. Jij en ik, vlak naast elkaar. Onthoud goed wat ik je vertelde over dat speeltuigje in mijn linkerhand. Op dit moment por ik er nog alleen mee. Bij het eerste teken van verzet of iets anders wat mij niet aanstaat, prik ik! Begrepen? …Goed. Langzaam nu.” Met rustige, gecontroleerde bewegingen steeg de gevangene op in de paleisschacht, met zijn koninklijke bewaker aan zijn zijde en de gevaarlijke punten tegen zijn rechterarm gedrukt, klaar om toe te slaan. Silvaeo keek even omhoog, waar de meisjes nog helder verlicht op hem wachtten. Hij was nu kalm. Kalm, en dankbaar voor deze overwinning. Misschien zou er nu eindelijk wat meer duidelijkheid gaan komen… *** EINDE HOOFDSTUK 11 *** |
|||||
|