| |||||
In de oostelijke gang bevonden ze zich, op weg van de ronde kamer waar de diepe mijnschacht op uitkwam naar de draaibare cilinder van waaruit het nauwe kanaal naar de kelder van het paleis omhoog liep. Maar déze donkere gang was wijd genoeg om niet achter elkaar te hoeven zwemmen: Silvaeo en Tirashya peddelden rustig zij aan zij, terwijl onder hen Lidhia op een meter boven de bodem voortgleed. „Pappa en Lidhia, niets laten merken, maar er zwemt iemand àchter ons, zonder verlichting,” fluisterde Tirashya opeens. Op die beladen woorden schrok Lidhia duidelijk, al hield ze zich dapper in en bleef ze gelijkmatig doorzwemmen. Gabriëlle werd verrast door de vreemde, plotselinge mengeling van opluchting en adrenaline die de prinses ervoer. De spanning was eenvoudig te verklaren; de verademing hulde haar oorsprong in Lidhia’s geschokte stilzwijgen. Ze keerde zich al zwemmend op haar rug om haar zusje en haar vader aan te kunnen kijken. „Weet je het zeker?” fluisterde Silvaeo inmiddels verrast terug, al bleek direct dat hij niet aan Tirashya’s informatie twijfelde: „Hoe vèr achter ons?” „Ongeveer vijf kerkers,” antwoordde Tirashya direct en zeker van haar zaak, al zocht het meisje wel het veilige gevoel van haar vaders hand, die zich meteen om de hare sloot. „Dank je, Tirashya. Komt die figuur dichterbij?” Heel even wachtte Tirashya met haar antwoord: „Nee, nu niet meer. Hij volgt ons.” „Is hij alleen?” wilde Silvaeo nog weten. Tirashya knikte. „Goed,” fluisterde Silvaeo. „Blijf actief peilen. Waarschuw me direct als de afstand verandert. We zwemmen gewóón door en gaan straks rustig de schacht in — jij eerst; Lidhia als tweede.” Lidhia knikte hem toe, ten teken dat ze het begrepen had, en draaide zich weer op haar buik. Hun vader begon vlak boven haar een rustige, kalm klinkende monoloog over de oogloze visjes die ze hier zo nu en dan door het water zagen kronkelen. Toch lag er in zijn stem een klank van spanning, irritatie en zelfs boosheid. Even voelde Gabriëlle verbazing bij Lidhia — ze vermoedde over het risico dat hun vader leek te nemen. Zelf vroeg ze zich óók af of het geluid van Silvaeo’s stem Tirashya niet stoorde. Die bleek er echter geen enkele hinder van te ondervinden: halverwege een vraag van haar kant over de blinde ipto-triffi wist ze de woorden „nu zes kerkers achter ons” te smokkelen. Handig ding, dacht Gabriëlle, die een dergelijke gedachte bij Lidhia vermoedde vanwege de glimlach die even over het gezicht van de prinses speelde. „Hoe kan ze dat toch hóren terwijl ze steeds práten, Gabriëlle!?” fluisterde Lidhia geluidloos. De aangesprokene had daar wel een vermoeden over, en had niet voor de eerste keer de indruk dat de koning goed op de hoogte was van Tirashya’s begaafdheden. Natuurlijk heeft hij daar van mamma… van de koningin… over gehoord, luidde haar onuitgesproken theorie. Ondanks de spanning die zich onder meer liet herkennen aan het luide kloppen van Lidhia’s hart, kon ze het niet helpen dat zij zich toch wel wat schuldig voelde over het feit dat ze koningin Quevéra, deels onbewust, als haar eigen moeder was gaan beschouwen. Zou Lidhia dat ook hebben met pa? vroeg ze zich af. De gedachte aan haar vader vulde haar met warme gevoelens. Daar moet ik Lidhia straks maar eens naar vragen, dacht ze. Bij het woord ‘straks’ diende de vraag zich aan, hoe veel tijd er in haar eigen wereld intussen verstreken zou zijn — en hoe lang het nog zou duren voordat Lidhia weer zou gaan slapen. Zou de tijd voor haar gruwelappèl bij Ter Heerdt al verstreken zijn wanneer ze wakker zou worden? Aan de ene kant hoopte ze het; aan de andere kant mòcht het niet zo zijn, als zij niet wilde dat er ergere dingen zouden gaan gebeuren dan wat Rosa was overkomen… „Eén kerker méér achter ons zwemt óók een langzaam blind visje,” hoorde ze Tirashya nu openlijk tegen Lidhia’s vader zeggen. Ze begreep direct dat de onverlichte figuur nu zéven kerkers achter hen zwom. „Ik heb het niet gezien, maar ik ga er nú niet voor terug, Tirashya,” bromde Silvaeo. „We zijn bijna bij de schacht.” Hij wil in de schacht omdraaien! begreep Gabriëlle uit de cryptische uitspraak van koning Silvaeo. Lidhia’s gelijkmatig voortdurende alertheid vertelde haar dat de prinses Silvaeo’s boodschap niet meegekregen had, maar Tirashya vroeg bijna direct: „Wilt u een blind visje vángen, dan?” Lidhia reageerde in stilte niet-begrijpend op die vraag door puzzelend te fronsen, maar Gabriëlle vond Tirashya’s encryptie geniaal en had er grote schik om — vooral toen Silvaeo grimmig antwoordde: „Beter één ipto-triff in de hand, dan een twaalftal in de gangen!” „We gaan toch gewoon naar bóven?” vroeg Lidhia nu, die in haar rechterhand het uiteindelijk tòch door haar zèlf gevonden voorwerpje klemde, dat de indirecte aanleiding had gevormd tot hun nachtelijke excursie. „Ja,” antwoordde haar vader kalm. „Gewoon dóórzwemmen naar boven. Tot halverwege de schacht. En stil zijn.” „Goed, pappa,” antwoordde Tirashya. „Huh?” reageerde Lidhia. Gabriëlle wilde wel dat ze haar vriendin kon uitleggen wat er zojuist besproken was… Lidhia’s gedachten hadden intussen een ander spoor gezwommen, dat meer in het verlengde van hun gesprek op de heenweg naar beneden lag. Tirashya’s melding dat er iemand achter hen aan zwom, had haar ervan overtuigd dat haar zusje geen verrader kon zijn. Dat had haar gemoed enorm verlicht. Ze vermoedde dat de irritatie en de boosheid die ze op dit moment bij haar vader proefde, gericht was op generaal Korfos. Zag hun vader de zó door hen vertrouwde generaal als een verrader, die tegen het bevel van haar vader anderen — waarschijnlijk medeplichtigen — de gangen binnenliet? Was de persoon die achter hen zwom een huurmoordenaar, gestuurd om ervoor te zorgen dat zij drieën nooit meer boven zouden komen? Ze moest er niet aan denken! Wat een geluk dat Tirashya bij hen was gekomen! Haar vader en zij zèlf zouden niets gemerkt hebben tot het te laat zou zijn geweest! Ze naderden de paleisschacht. „Pappa?” hoorde ze Tirashya vlak boven zich een nieuw onderwerp aankondigen. „Ja, meisje?” vroeg Silvaeo. „Generaal Korfos en mamma hebben mij niet naar beneden laten gaan. Ze weten niet eens dat ik hier ben — ik heb gezegd dat ik naar bed ging… wees alstublieft niet boos op mamma en de generaal…!” Niet alleen Lidhia en Gabriëlle waren verrast door die bekentenis. Silvaeo vroeg, ontstemd op zoek naar een paar ontbrekende puzzelstukjes: „Wat zeg je me nú, Tirashya!?” „Er euhm…,” aarzelde het kleine meisje even. Toen flapte ze het hoge woord eruit: „Er is nog een àndere ingang van de kerkers…” Even waren zowel Silvaeo als Lidhia met stomheid geslagen. Tirashya maakte van die gelegenheid gebruik om te zeggen: „Daar is volgens mij ook die blinde vis naar binnen gekomen.” Silvaeo legde een hand op Lidhia’s schouder om haar het reageren te beletten. Gabriëlle merkte opnieuw op dat hij Lidhia blijkbaar goed kende: zijn dochter had al een hap water genomen — zijn remmende aanraking kwam juist op tijd! Zelf zei hij zacht: „Daar hebben we het straks dan wel over. Nu éérst de schacht. Dóórzwemmen tot halverwege. Dáár wachten op mij.” „O!” begreep Lidhia nu wat de bedoeling was, al proefde Gabriëlle er ook iets van een begrijpen van Tirashya’s verhaal in. „Aha!” Tirashya verdween voor hen uit in het donkere gat in het plafond. Zelf volgden Lidhia en zij direct, met vlak achter de prinses haar vader. Maar zodra Silvaeo goed en wel in de schacht was, zagen Lidhia en Gabriëlle hoe, beneden hen, zijn rood-met-blauwe verlichting doofde. Zelf zwom Lidhia in haar volle helderheid door achter Tirashya’s lichtroze gloed aan, die boven haar uit omhoog steeg langs het wiel dat de cilinder kon laten draaien. Scherp letten de drie meisjes op het geringst mogelijke geluid uit de diepte. Dat kwam gauw genoeg… |
|||||
|