| |||||
vrijdagmiddag, 18 december 2009, 15.06 uur Een zachte windvlaag blies de sneeuw over het bospad die de boswachters en de houthakkers gebruikten voor hun werk. De sneeuwlaag lag er dik en ongerept bij. De stilte in het bos werd enkel verstoord door een sporadisch klinkende fluit van een vogel en een krakend geluid dat werd veroorzaakt door de bevroren takken in de wind. Heel de ochtend had het gesneeuwd en ook nu was aan de egaal grijze lucht te zien dat er nog meer buien op komst waren. Het geluid van een automotor zwol langzaam aan en tussen de bomen door kwam een zilverkleurige Volkswagen station het pad afgereden. Hij stopte voor de houten slagboom die aangaf dat het pad verder alleen gebruikt mocht worden door voertuigen van de boswachterij en de bosbouw. De motor viel stil en niet veel later ging het portier van de bestuurder open. Kurt stapte uit. Hij was gekleed in een donkergrijze winterjas van wol, die tot aan zijn knieën reikte. Rond zijn hals droeg hij een rode das. Deze trok hij nu verder over zijn oren, waarbij er een rilling door zijn lijf ging, door de plotselinge temperatuurwisseling. Zijn donkerblauwe moonboots maaiden door de hoge sneeuw, die daarbij opgeworpen en meegevoerd werd door de wind. Hij opende het achterportier. "Kom jongens, we gaan op kerstbomenjacht," zei hij enthousiast en liep verder naar de achterkant van de auto om de klep op te doen. Ondertussen kwam er een jongen van ongeveer zes jaar uit de auto, ingepakt in een sportief winterjack, muts met oorflappen, wanten en ook gestoken in moonboots. "Welke boom nemen we mee naar huis papa?" vroeg hij op luide toon, waarbij een rochelend keelgeluid te horen was. De jongen was verkouden. "Eerst gaan we er één zoeken Felix, " legde Kurt uit en pakte een slee uit de achterkant van de auto. Nadat hij een oranje boomzaag had opgepakt, gooide hij de klep weer dicht. "Maar daar staan toch kerstbomen papa," wees de jongen. Kurt volgde zijn blik en zag dat hij een groepje sparren van drie meter hoog bedoelde, die langs de kant van de weg stonden. "Denk je nou echt dat we zo een boom in onze auto krijgen, dombo!" riep zijn achtjarig zusje verontwaardigd uit, toen ze achter de jongen aan de auto uit sprong. Ze droeg een roze jas, met dito handschoenen, muts en sjaal. Ze gooide de deur achter zich dicht en liep naar haar vader om de slee van hem aan te pakken. Ondertussen protesteerde de jongen tegen het woord waarmee hij was aangesproken door zijn oudere zus. "Rustig jongens," vermaande Kurt. "We gaan eerst een stuk het bos in, dan vinden we vast een mooie boom. Dat is ons vorig jaar toch ook gelukt. Neem de slee maar mee Lotte, verderop achter de slagboom zal ik jullie trekken." Lotte deed wat haar werd gezegd en Felix stapte zo goed als het ging door de verse sneeuw van vanmorgen en probeerde verwoed haar tempo bij te houden. Kurt sloot de auto af en liep achter de kinderen aan, voorbij de slagboom. Daar bleef hij even staan, stak zijn arm en hoofd door de beugel van de zaag en zorgde ervoor dat de scherpe tanden achter zijn rug kwamen te zitten. Nu had hij zijn handen vrij om de kinderen op de slee voort te trekken. "Trekken papa, trekken!" riep Felix, die al op de slee was geklommen. Zijn zus ging zo snel als ze kon achter hem zitten en gaf het touw aan haar vader. "Nou, daar gaan we dan," zei Kurt, waarbij hij opnieuw even rilde van de kou. Zijn adem condenseerde in de ijzig koude lucht. De thermometer van de auto had min acht graden aangegeven. Ze hadden zeker een uur de tijd voor het zou beginnen te schemeren, maar na die sneeuwbui van vanmorgen werd er nog meer sneeuw voorspeld en eerlijk gezegd wilde hij dat voor zijn. De kans op een sneeuwstorm was aanzienlijk en als hij naar de donkergrijze lucht boven hem keek, hoefde hij het nieuwste weerbulletin niet te horen om te weten dat het niet lang meer zou duren. "Ga nou papa!" riep Felix. Met frisse moed gaf hij een ruk aan het touw en zodra de slee in beweging kwam, begon de jongen hem aan te vuren om sneller te lopen. Het was helaas niet mogelijk in de hoge losse sneeuw, waar hij zich bij elke stap doorheen moest ploegen. Maar toch maakte hij vaart, waarbij hij het knerpende geluid onder zijn laarzen gebruikte om hem in een goede cadans te houden. Hij had zich voorgenomen om met de gewenste kerstboom in de bagageruimte, op weg naar huis te rijden, nog voordat de storm zou losbarsten. |
|||||
|