| |||||
Gabriëlle was niet ècht verbaasd toen bleek dat koningin Quevéra de meisjes al bij de deur van de bibliotheek opwachtte. Lidhia wèl. Met een verraste blik naar Tirashya vroeg de oudste van de twee prinsesjes: „Hè!? Hoe wist je dat mamma hier al was?” Tirashya glimlachte geheimzinnig geamuseerd en antwoordde: „Ze was hier zonet nog niet!” „Huh,” reageerde Lidhia, die zich er maar bij neerlegde dat ze het niet helemaal begreep. Vast weer zo’n ‘impuls’, dacht Gabriëlle. Alleen dit keer eentje die wij níét konden horen! Lidhia’s aandacht werd intussen van haar vraag afgeleid doordat haar moeder koninklijk op de mooi bewerkte bibliotheekdeur klopte, die de ellipsvormige opening afsloot en geflankeerd werd door twee wachters: de beide luitenanten Datylox en Vertoc, die in de afgelopen dagen al meerdere excursies onder het paleis hadden bijgewoond. Beide waterlingen stonden nu stram in de houding vanwege de aanwezigheid van Hare Majesteit de koningin. „Misschien is het wel een boodschap van de Almachtige aan ons,” fantaseerde Tirashya intussen verder over het boek, „en heeft Hij ervoor gezorgd dat we hem juist vandáág vonden!” „Tirashya…,” glimlachte de koningin met een licht corrigerende klank in haar stem. „Dus je wou zeggen dat Hij die boekenkasten heeft omgegooid?” vroeg Lidhia ongelovig, al herinnerde ze zich heel goed het gesprek dat zij zelf met magister Toenak had gevoerd over precies hetzelfde onderwerp. „Dan zou Hij magister Toenak en mij willens en wetens in gevaar hebben gebracht! Dat vind ik moeilijk te geloven!” „Nou,” begon Tirashya een serieus nadenkend antwoord. „Misschien heeft Hij het dan niet Zelf gedaan, maar één van Zijn onzichtbare dienstknechten? Die hééft Hij toch? Daar heeft de magister laatst nog over voorgelezen!” Onzichtbare dienstknechten? vroeg Gabriëlle zich af. Ze herinnerde zich inderdaad dat magister Toenak daar na een maaltijd over gelezen had, maar er was niet verder over dóórgepraat en zij had het verder langs zich heen laten gaan. Blijkbaar heeft Tirashya dat letterlijk genomen… Tirashya maakte inmiddels haar gedachtengang af met: „Misschien heeft een àndere onzichtbare dienstknecht jou en de magister dan wel beschermd. Wie weet!” Noch haar moeder, noch Lidhia ging direct op het idee in. Daarom voegde ze er dwingend aan toe: „Het kàn toch!?” Nu opende Lidhia haar mond om wat te gaan zeggen — ze kwam op Gabriëlle wat geïrriteerd over — maar koningin Quevéra was haar voor: „Het is inderdaad mogelijk, dochtertje van me, al moet ik toegeven dat het mij zéér onwaarschijnlijk lijkt.” „Ik denk, dat er een héél logische verklaring voor is,” gaf Lidhia haar mening ten beste. „Ook ik ben die mening toegedaan, Lidhia,” zei Quevéra direct. Lidhia stuurde al een triomfantelijk glimlachje in Tirashya’s richting, maar haar moeder vervolgde: „Dat wil alleen niet zeggen, dat Tirashya’s verklaring niet logisch is!” „Eh?” fronste Lidhia, terwijl Tirashya opgelucht keek. „‘Onwaarschijnlijk’ is niet hetzelfde als ‘onlogisch’,” legde Quevéra uit. Daar moest Lidhia even over nadenken. Tirashya ook, maar de koningin vroeg zich intussen hardop af: „Het duurt wel wat lang voordat de deur geopend wordt, vinden jullie óók niet?” Meteen was Lidhia’s aandacht volledig terug bij de gesloten deur vóór haar. „Ze weten natuurlijk niet wie er geklopt heeft,” stelde ze zich voor. „Misschien willen ze eerst hun aantekeningen opbergen vóór ze opendoen?” „Dat zóú kunnen,” aarzelde de koningin, die het niet gewend was te moeten wachten. „Waarom doen we hem niet gewoon ópen?” wilde Tirashya weten. „Dat zou niet in stijl zijn met de wens van je vader, actievelingetje!” antwoordde Quevéra, die besloot nogmaals te kloppen — indringender, dit keer. Ook de aandacht van Datylox en Vertoc was intussen op de zware schuifdeur met het uitvoerige reliëf gericht. Gabriëlle, die de waterlingen aan hun lichtpatronen herkend had, meende een zweem van verontrusting bij de beide militairen te proeven. Ook Lidhia reageerde nu: „Eh... Dit ben ik niet gewend van de magister en de medica?” Gabriëlle hoorde dat ze Murox niet noemde. Er begon zich iets van ongerustheid in Lidhia’s emoties te vormen, merkte ze op. „Nee, dit duurt wel erg lang!” gaf Quevéra toe, waarop ze resoluut de deurgreep pakte. Datylox was er meteen bij en bood gehaast zijn diensten aan, waarop de koningin hem zijn gang liet gaan. Over de in de muur verwerkte rollers schoof de zware deur met een laag, dreunend geluid opzij. De eerste die de opening bezwom was luitenant Vertoc, met getrokken zwaard. Langs hem op keken de koningin en de drie meisjes mee. Quevéra’s waterhaling stokte, terwijl Lidhia en Tirashya allebei een kreet slaakten. Gabriëlle voelde haar eigen schrik door die van Lidhia heen: in de schemerige gloed die vanaf het plafond de ruimte probeerde te vullen, waren twee donkere silhouetten zichtbaar. Ze lagen allebei half over de tafel heen en waren duidelijk bewusteloos — of dood. Lidhia schoot als een pijl uit een boog vooruit, onder Datylox door, die een fel teken aan de koningin en Tirashya gaf om te blijven waar ze waren terwijl de koningin Lidhia’s naam siste en hij de achtervolging van de prinses inzette. |
|||||
|