| |||||
„Laat me raden,” vervolgde Quevéra licht spottend op het uitblijven van een direct antwoord van haar bedremmelde dochters. „Jullie wilden de bibliotheek ongemerkt binnenzwemmen omdat jullie het niet eerlijk vinden dat het onderzoek wordt uitgevoerd zonder jullie aanwezigheid en hulp.” De beide watermeisjes lieten hun schouders hangen. Ontkennen had geen zin: het leek erop dat hun moeder bijna hun hele gesprek had gehoord! „Wij hebben dat boek gevonden,” murmelde Tirashya nogmaals. „Ja, dat weet ik,” bevestigde de koningin rustig. De zusjes keken elkaar eens vluchtig aan bij die onverwachte uitspraak. „Maar hoe wist u dat we wàkker waren?” wilde Lidhia weten. Quevéra lachte: „Tirashya hield er geen rekening mee dat ik de impuls, waarmee ze jou heel creatief wist te wekken, óók op zou vangen.” „O… Aha. Terug naar bed dan maar,” verzuchtte Tirashya in mineur, waarop ze zich langzaam omdraaide om weer naar haar eigen kamer te gaan. Ook Lidhia maakte aanstalten om haar bed weer op te zoeken. „…en dit keer ben ik het met jullie eens,” ging Quevéra onverstoorbaar verder. Tirashya draaide zich weer terug; Lidhia stopte halverwege de deuropening en vroeg verbaasd: „Echt wáár?” Haar moeder knikte en zei, met een olijke twinkeling in haar ogen: „Echt waar. Daarom wilde ik voorstellen dat we sámen naar de bibliotheek gaan om te vragen of ze al iets ontdekt hebben — op voorwaarde dat jullie daarná netjes gaan slapen.” „Beloofd!” waren de zusjes het direct met dat onverwachte voorstel eens. „Ik hóóp van wel!” kwebbelde Tirashya door, verder fantaserend over de mogelijke ontdekkingen. In haar enthousiasme pakte ze haar moeders hand beet, wat een verbaasde maar tedere blik aan Quevéra ontlokte terwijl het prinsesje doorpraatte: „Ik hoop dat het een mooi romantisch verhaal over vroeger is! Wat denkt ú?” „Ik weet het niet, meisje,” gaf de koningin naar waarheid toe. „En jij, Lidhia? Waar denk jij dat het over gaat?” wilde Tirashya weten. Zó ken ik Tirashya weer, glimlachte Lidhia flauwtjes. Tirashya wachtte niet op antwoord maar reageerde direct: „Aan die glimlach te zien heb je op zijn minst een idee!” De besproken glimlach verbreedde zich om die interpretatie, maar Lidhia zei: „Klopt! Ik hoop dat het over de luchtlingen gaat, of over euh… het Klassiek Waterlings bijvoorbeeld!” „Dàt kan óók, ja…” Tirashya zwom duidelijk niet snel voor wat in háár ogen vrij smakeloze onderwerpen waren. Lidhia lachte even om die glasheldere transparantie. Zelf was ze minder openhartig geweest: ze was bang dat Tirashya weer zou terugzinken in haar bedrukte gemoedstoestand wanneer eventueel zou blijken dat het boek het onderwerp behandelde waar haar hoop zich in wèrkelijkheid op richtte. Zij wilde de pret voor Tirashya niet drukken, dus begon ze maar niet over de raadselen rond het gangenstelsel. Naast haar zorg om Tirashya plaagde haar nog een andere gedachte. Ze besloot haar twijfel te uiten: „Als ik maar weer in slaap kan komen… Ik maak me toch wel wat zorgen om Gabriëlle: ik wil haar niet te lang in de kou laten liggen!” Quevéra aarzelde en keek haar dochter nadenkend aan. Ze vroeg voorzichtig: „Weet je zéker dat je niet meteen terug wilt naar bed?” Lidhia’s gezicht betrok. Ze zweeg en keek naar de bodem. Ze begreep heel goed dat Gabriëlle haar tweestrijd méébeleefde. Ze was bang dat de goede vriendin uit haar dromen het gevoel zou hebben dat zij, prinses Lidhia van het Koninklijk Waterrijk Liliaño, haar in de stéék liet… „Eigenlijk wil ik helemáál niet terug naar bed, nu er misschien belangrijke dingen ontdekt worden,” gaf Lidhia toe. Ze schaamde zich enorm tegenover Gabriëlle om die eerlijke woorden en haastte zich om eraan toe te voegen: „Maar ik kàn en màg — en wil — Gabriëlle niet zomaar in de steek laten! Zelfs niet al hèbben we voor haar gebeden…” Gaat ze nou terug naar bed, vroeg Gabriëlle zich af, omdat ze zich zorgen maakt om mij!? Heel lief, Lidhia, maar doe nou niet! Ik ben juist zo nieuwsgierig naar dat boek!!! „Soms is het de liefdevolle keuze om zèlf het antwoord op je gebed uit te werken, lief dochtertje van mij,” glimlachte Quevéra intussen, niet zonder dankbare trots. Vragend keken Lidhia en Tirashya haar aan. „Als de Almachtige jou de mogelijkheid heeft gegeven om degene voor wie je bidt, te helpen, dan is het volgens mij zelfs onze veràntwoording om dat te doen,” vervolgde de koningin. „Maar dat is nou juist het moeilijke!” klaagde Lidhia. „Ik ben nu tòch al wakker en als ik weer terugga naar bed, kan het bèst zo zijn dat ik nog úren niet kan slapen!” Precies! dacht Gabriëlle hoopvol. Dan kun je net zo goed éérst nog naar de bibliotheek gaan om te horen wat ze al ontdekt hebben! Quevéra glimlachte opnieuw, ditmaal met een geheimzinnige glans. Ze zei zacht: „Dáár wil ik je wel bij helpen.” Een tweestemmig „Huh?” klonk uit de monden van de meisjes. Als Gabriëlle zich hoorbaar had kunnen maken, was het driestemmig geweest. |
|||||
|