| |||||
Het resultaat was ogenblikkelijk en onmiskenbaar: de mobiele wezentjes lieten direct los om ergens anders een veilig heenkomen te zoeken, het liefst gesloten. Van de vaste levensvormen overleefden de meeste de directe aanval niet, tenzij ze over de mogelijkheid beschikten om zich snel genoeg te sluiten. Bruisend verging het hout van de scheepsromp waar het met de ioloy in contact kwam tot een vlokkige massa met een weeë geur. De lome beweging van het water trok de onaangenaam smakende wolk gestaag met zich mee. Toch zou het resultaat van Ishtarans experiment ook zonder die verversende stroming duidelijk genoeg zijn. Binnen twee minuten was de romp doorgevreten, en al na drie kon een volwassen waterling zijn hoofd door het ontstane gat steken. „Dat is duidelijk genoeg,” vond Silvaeo. „Dank u voor deze troebele demonstratie die niets aan helderheid te wensen overlaat, medica.” „En dit was slechts een klein wolkje ioloy,” verzuchtte Ishtaran. „Daarbij, het was slechts een mild mengsel… Met een dosis sterke ioloy is wat wij hier zien een eenvoudige zaak…” „…voor slechts één waterling,” voegde Korfos aan die ontnuchterende conclusie toe. „Inderdaad, generaal,” gaf Ishtaran toe. Het was eenvoudig te zien dat haar eigen conclusies de medica behoorlijk dwars zaten. „Wij kunnen niets meer voor deze luchtlingen betekenen,” bromde Silvaeo. „Generaal? Laat de stoffelijke overschotten respectvol bijeenbrengen om ze met zware stenen te bedekken.” „Jazeker Sire,” salueerde Korfos. „En wat moet er met de lading van het drijftuig gebeuren?” De koning gaf hem een fijn glimlachje. Gabriëlle had Lidhia’s reflex niet nodig om zich wezenloos te schrikken. De manier waarop die reflex zich uitte deed er echter wèl een flinke schep bovenop. Lidhia had zich met links afgezet op de bodem om zich om te draaien. Daardoor had ze haar linkerarm nog voor zich op het moment dat ze oog in oog kwam te liggen met de onverwachte waterling boven haar, waar ze enorm van schrok. In een ongecontroleerde reactie haalde ze uit. Hard. Achter het spoor van imploderende belletjes dat haar arm door het water trok voelde ze èrgens een moment van weerstand, gevolgd door een verraste schreeuw. Was ik dat? vroeg ze zich in paniek af terwijl haar rug haar onvriendelijk herinnerde aan haar ontmoeting met de haai. „Uuuhhhhhhnn!!!” Dàt was Rehinor, herkende ze zijn stem in die kreun terwijl zijn blauw met rode luminescentie opkwam. Ze vroeg zich af of ze haar angst voor hem zou kunnen camoufleren — en zo ja: hoe. Intussen merkte ze op dat ze zich niet in het paleis bevonden. Dat detail schroefde de spanning in haar maagstreek nog een paar slagen verder omhoog. „Aaah,” deed Rehinor, die zijn kaak voorzichtig betastte. Toen voer hij tegen haar uit: „Waarom slá je mij, domme schelp?” Lidhia knipperde met haar ogen: „Wà…!?” ‘Schelp’ was een bijzonder denigrerend scheldwoord dat minder verfijnd aangelegde mannelijke waterlingen nogal eens gebruikten voor hun vrouwelijke soortgenoten. Ze had het in de stad vaak genoeg gehoord, en zich als kind nogal eens afgevraagd waarom watermannen dat gebruikten: zij hadden toch zeker zèlf óók een schelp? En toen ze die voor haar heel logische vraag eens in al haar onschuld aan tafel gesteld had, had ze zich over de vreemd opgelaten reacties van de aanwezigen verbaasd. Na de maaltijd had haar moeder haar even apart genomen om haar voorzichtig uit te leggen waar dat scheldwoord feitelijk op sloeg… Ondanks de vreemde situatie waarin ze zich nú bevond gloeiden haar wangen tòch weer, nu ze dat woord zèlf te incasseren kreeg. „Ja, neem me niet kwalijk hoor,” verdedigde Rehinor zich. „Maar ik verwacht geen kaakslag van mijn zusje!” „Ik wil naar huis,” wist Lidhia er met grote moeite uit te piepen. „En het was nog hàrd ook! …Ik breng je zó naar huis, Lidhia,” beloofde Rehinor direct nadat haar uitspraak tot hem doordrong. „Ik wil nú naar huis,” verduidelijkte Lidhia haar wens. Gabriëlle voelde heel duidelijk aan dat Lidhia niet eens verwàchtte dat Rehinor die wens in vervulling zou laten gaan. Rehinor haalde eens diep water en zei zacht maar dwingend: „Je verdenkt mij ervan dat ik dat vreemde geval heb laten zinken, nietwaar?” Lidhia staarde hem aan; probeerde uit alle macht om geen enkele reactie te geven, wat nogal moeilijk was omdat ze zo trilde. „Ik merk het aan je,” ging Rehinor verder. „Je bent niet alléén verdrietig om die luchtlingen.” Nee, vind je het gèk? dacht Gabriëlle nukkig, die een eigenaardig bekend aandoende ondertoon van dreiging proefde in de situatie. „Ik zie het aan je — ik proef je angst,” ging Rehinor verder. Lidhia wist dat ze het niet zou kùnnen verbergen. Het was goed mogelijk dat Rehinor haar angst letterlijk in het water proefde… „Maar je móét begrijpen dat ik onschuldig ben, al is alle schijn in jouw ogen tégen mij,” verklaarde haar broer. „En aangezien onze vader ons laatst nog de les heeft gelezen over het achterhouden van belangrijke informatie, ga ik er vanuit dat je hem zult vertellen dat je mij verdenkt.” Net als Ter Heerdt, dacht Gabriëlle. Nu gaat hij haar nog banger maken… niets zeggen, hoor Lidhia! Al trilde Lidhia’s lichaam onbeheersbaar, ze zei nog steeds niets. Ze wist ook niets te zeggen dat haar enig overwicht zou kunnen geven. „Kun je je voorstellen wat het voor een onschuldig iemand moet zijn om ergens de schuld van te krijgen wat hij niet gedaan heeft? Kun je je indenken wat dat kapot kan maken, zusje?” Daar hoefde Lidhia weinig moeite voor te doen. Ze herinnerde zich levendig de scène bij de zijingang van het Vivaldi College, een moment voordat Gabriëlle die pen uit Elizes hand had geslagen. „Dat begrijp je wel, hè?” Lidhia knikte bijna onmerkbaar, maar niet alleen Gabriëlle pikte het op. Nee, Lidhia! Hij probeert je klem te zetten! „Goedzo,” vond Rehinor. „Stel je nou eens voor dat onze vader erachter komt dat jij geprobeerd hebt mij zwart te maken door mij de schuld van de dood van al die luchtlingen in de pantserplaten te schuiven? Wat zou dat voor gevolgen hebben? Om nog maar te zwijgen van het feit dat jij dan tòch zult moeten opbiechten dat jij achter dat drijftuig aan bent gezwommen, tegen een direct bevel van onze vader de koning in.” Gabriëlle voelde het moment dat Lidhia zich gewonnen gaf haarscherp aan. Rehinors woorden hadden de knoop stijver aangetrokken, nu gaf ze die knoop het voordeel van de twijfel. Oh, Lidhia, verzuchtte ze in gefrustreerde stilte, al was het grootste deel van die frustratie geworteld in haar eigen persoonlijke onmacht. „Goed,” glimlachte Rehinor. „Ik geloof dat het belang voor het Koninklijk Waterrijk Liliaño je nu wel voldoende duidelijk is, en dat ik je zonder risico voor de rijksveiligheid thuis kan gaan afleveren.” Hij pakte haar hand en hielp haar overeind. „O, nog even,” deed hij, alsof hij zich iets herinnerde. „Laten we een afspraak maken. Ik zou het vervelend vinden als mocht blijken dat je de inhoud van ons gesprekje hier naar buiten zou brengen.” Oh oh, dacht Gabriëlle argwanend. Lidhia’s onschuldige verbazing kwam bijzonder naïef op haar over. „Laten we even kijken of we een stimulans voor jou kunnen vinden die sterk genoeg is om jou je mond daadwerkelijk te laten houden. Kleine waterlingmeisjes, weet je wel…?” Die laatste opmerking kon Lidhia niet helemaal volgen, maar Gabriëlle vermoedde uit ervaring dat Rehinor nog een paar emotionele steken onder water op Lidhia’s hart zou gaan afvuren. Ik lust je rauw, blies ze vanuit haar machteloze hoekje in Rehinors richting. Nu Ter Heerdt nog, in haar eigen leven! Die laatste overweging zette alles — vooral haar eigen onmacht — in het èchte perspectief… |
|||||
|