„Waar ik benieuwd naar ben, is dat ‘Onverklaarbare Raadsel’ waar koning Grecadec het over heeft,” zei Lidhia, nadat ze gezamenlijk de schets van de generaal met de tekst op het tablet vergeleken hadden en unaniem tot de slotsom waren gekomen dat de generaal zijn werk goed gedaan leek te hebben.
„Met alle respect: zó moeilijk lijkt die vraag mij niet, Hoogheid,” vond Murox. „Het is duidelijk uit de tekst en de daaruit opgemaakte tekening te herleiden dat koning Grecadec hier een weergave heeft neergezet van de gangen die hèm op dat moment bekend waren. Hij was duidelijk niet op de hoogte van de schacht onder de ronde kamer in de oostelijke gang. Hij heeft dus ook nooit geweten van de metalen ring waarin u de lichtende letters ontdekte. Aangezien Docon en zijn zonen onder het bewind van koning Hecor die mijn hebben gegraven, lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat zij op een dag net als u op dat raadsel zijn gestuit. Dat is in onze dagen nog niet minder onverklaarbaar gebleken als het voor hen was. Hoe groot acht u de kans dat zich in de gangen onder het paleis twéé Onverklaarbare Raadselen verborgen liggen?”
Lidhia knikte nadenkend en antwoordde bedeesd: „Zo had ik het nog niet bekeken… Dus wij wisten voordat we dit tablet vonden al méér dan koning Grecadec?”
„Daarover wel, vermoed ik,” zei haar vader. „Er zijn echter genoeg zaken aan het licht gekomen waarvan wij geen enkele weet hadden. Waar ik persoonlijk vooral geïnteresseerd in ben na het lezen van deze antieke brief, is de gang van waaruit de drie gevangenen wisten te ontsnappen.”
Korfos knikte en zei: „Die tactische overweging had zich ook reeds bij mij aangediend, Sire. Als we die externe schacht maar konden vinden…”
Lidhia kon het zo gauw even niet meer volgen en vroeg: „Wat bedoelt u, Pappa?” — maar antwoord kreeg ze niet omdat er op dat moment luid op de deurpost geklopt werd. Op Silvaeo’s verstoord klinkende „Binnen!” meldde zich een opgewonden poortwachter Cadosh.
„Poortwachter?” vroeg Silvaeo. „Wat is er van uw dienst?”
„Sire,” zei de bebaarde waterling na een diepe maar gehaaste buiging. „Twee waterlingen hebben zich bij de poort gemeld met het bericht dat de drijvende schaduw van vanmorgen is afgedaald tot de bodem.”
„Wat!?” riep de koning, die direct geschrokken opzwom, evenals alle anderen. Vooral Lidhia, Tirashya en de koningin reageerden heftig. Met een medelevende blik op Lidhia vroeg Silvaeo: „Zijn er overlevenden!?” Intussen vroeg hij zich vaag af waarom Lidhia zo geschokt naar Rehinor keek.
Blijkbaar verbaasd dat de koning van de luchtlingen op de hoogte was, schudde Cadosh zijn hoofd en antwoordde: „Nee, Sire. Het spijt me.”
Silvaeo legde een hand op Lidhia’s schouder, keek de zitkamer rond en zei: „Mannen en medica, we gaan erheen. En wel nu direct. Generaal Korfos, laat de zitkamer bewaken tot wij terugkeren.”
De generaal knikte.
„Pappa, mag ik óók mee, alstublieft?” vroeg Lidhia met haar meest overtuigende stemmetje. „Gabriëlle zal dit willen aanschouwen en zij kan informatie bieden die wij niet bezitten.”
„Die informatie zullen we pas in ons bezit hebben wanneer jij morgenochtend wakker wordt, Lidhia,” antwoordde Silvaeo haar. „Tegen die tijd zal het weinig meer kunnen betekenen voor de luchtlingen van het drijftuig.” Even schonk hij de prinses een nadenkende blik. Daarop vervolgde hij: „Maar je hebt toestemming. Het gaat hier tenslotte om háár soortgenoten.”
|