| |||||
Hoofdstuk 9 Zonnig weer was het, de lucht was blauw, enkele pluizige wolken dreven langs. Ze reden al uren door het bos. Clarice kon echter niet genieten van de prachtige natuur. Vinvenus sprak al twee dagen niet meer met haar, op het hoogst noodzakelijke na. Weg was de vertrouwelijke sfeer van eerst. Ze had een paar keer geprobeerd erover te praten, maar hij was ofwel spontaan doof ofwel spontaan stom. Behalve het gebrek aan iemand om mee te praten en haar verwondering mee te delen, was er ook nog die intense hitte. Geschrokken merkte Clarice dat Vinvenus haar riep. Omdat ze zo in gedachten verzonken was geweest, had ze niet gemerkt dat de groep een andere richting was in geslagen. De reis ging verder. Clarice zweette, hoewel ze haar vest in de zadeltas van het paard had gestopt. Het vriendelijke dier had tot nu toe geen kuren vertoond, integendeel. Alsof hij door had dat ze een onervaren ruiter was, deed hij rustig aan en hij volgde uit zichzelf zijn voorgangers zodat ze zich niet ook nog druk hoefde te maken om het besturen van het nobele dier. Ze had hem Fuzi genoemd, de Chinese betiteling voor ‘meester’. Ook hij leek last te hebben van de warmte, hij sjokte langzaam voort in plaats van zijn gebruikelijke kittige pas. Clarice nam een slok lauw water uit de veldfles die aan een stevig leren koord aan haar schouder hing. Hopelijk namen ze snel een pauze, dan kon ze het verversen. In de verte hoorde ze plotseling gerommel, de paarden hieven hun koppen op. De elegante, Arabische hengst van de Domina hinnikte nerveus. Fuzi bleef tot Clarice’s genoegen volmaakt kalm. Toen ze een blik achter zich wierp, zag ze dat de wolken er waren samengepakt tot een donkergrijze massa die met een verbijsterende snelheid dichter bij kwam. Vinvenus reed naar voren, waarschijnlijk om met de Domina en haar moeder te overleggen. Het gefluit van de vogels was gestopt, er hing een bijna onnatuurlijke, geladen stilte in het bos. De dieren leken zich te hebben teruggetrokken in hun holen. Noodweer kon elk moment losbarsten.. Een luide knal verscheurde de verstikkende rust van slechts een moment eerder. De nerveuze rijdieren hielden het niet langer, hun ruiters konden hen in hun angst niet tegenhouden. Alle paarden sloegen op hol en renden in het wilde weg een kant op. Fuzi volgde het voorbeeld van zijn collega’s en Clarice werd bijna uit het zadel geworpen door de laaghangende takken van een boom. Zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde ze haar evenwicht te bewaren. Ineens was Vinvenus naast haar, hij greep de teugels en dwong Fuzi om naast zijn eigen paard te lopen. Fuzi kalmeerde snel, hoewel de bui nu pas echt losbarstte. Vinvenus had een wonderbaarlijk overwicht op de dieren. Kronkelende lichtslangen flitsten langs het dreigende wolkendek. De donder rolde en gromde als een wild dier. Niettemin leidde de woudloper Clarice en hun twee rijdieren veilig het bos uit, de heuvels in. Een wilde galop werd ingezet, Clarice wist gelukkig snel het juiste ritme te hervinden. Uren schenen voorbij te glijden, terwijl het onweer tekeerging. Uiteindelijk begon het zo hard te regenen, dat het zicht beperkt was tot een beangstigend klein gebied. Vinvenus bleef echter stug doorrijden en Clarice kon geen vragen stellen. Hij zou het toch niet horen in het bulderen van de wind en het ruisen van de regen. Maar veel langer zou ze dit niet volhouden.. Ze bogen af naar links en plotsklaps hield de regen op. Ze bevonden zich in de overdekking van een rotswand die over het pad hing. Het grijs ervan was vrijwel onzichtbaar door het weelderige groen van de klimop die de steen omhulde als een mantel. Vinvenus steeg af en liep recht op de wand af. Het ene moment zag ze hem nog, het volgende was hij verdwenen! Clarice tastte naar de wand. Die voelde solide genoeg aan. Wat was Vinvenus voor iemand? Kon hij door muren lopen? Angstig wachtte ze, zittend op Fuzi die snuivend met zijn staart wapperde. Toen Clarice de moed al bijna had opgegeven, kwam Vinvenus terug. Hij was niet alleen, een kleine, gezette man volgde hem. De man had een korte, volle baard, een platte neus en donkere ogen. Hij droeg ouderwetse kleding in aardkleuren, op zijn muts na. De puntmuts was namelijk vuurrood. Stond ze oog in oog met een kabouter? Het kon toch waarachtig niet veel gekker worden! |
|||||
|