| |||||
Vol overgave en opwinding gingen de waterlingen aan het werk: iedere steen kon immers een stuk van het tablet zijn! Om de zoekactie zo efficiënt mogelijk te maken, verdeelde Silvaeo zijn team in tweetallen: generaal Korfos en niemand minder dan prinses Lidhia (hoe kon het ook anders) lieten alle stenen door hun handen gaan. Was een steen voorzien van tekst, dan gaven zij hem aan Toenak en Murox, die aan de open zijde van de gang zwommen. Bleek een steen onbeschreven te zijn, dan kwam die op een stapel te liggen die luitenant Lartiyon en medica Ishtaran tegen de achterwand aan bouwden. Op deze manier voorkwam Silvaeo dat dezelfde steen zes of zeven keer door iemand anders onderzocht werd. „Ja! Hier heb ik een steen met tekst!” kondigde generaal Korfos al snel aan. Lidhia keek mee en zei: „Eén compleet woordje maar: ‘stroming’! Er staat: ‘-e stroming u-’. Dat is ook niet veel,” voegde ze een beetje teleurgesteld aan haar eigen woorden toe, terwijl de generaal de scherf aan de magister gaf. „En hij past hoe dan ook niet aan die andere steen!” „Kom, kom, Hoogheid,” suste Toenak vrolijk haar teleurstelling, terwijl hij samen met de koning en Murox de nieuwe vondst bekeek. „Dit oppervlak, hoe fragmentarisch het naar onze maatstaven ook moge zijn, brengt ons voortschrijdend onderwijs inzake het geheel van onze huidige missie: ten eerste wijst het ons erop dat dit een woord is uit de laatste regels van de volledige tekst. Ten tweede: de mogelijkheid dat er meerdere tekstfragmenten gevonden gaan worden in deze gevallen muur, is met dit exemplaar beduidend toegenomen. Overigens attendeert dit kleine vindsel uw hofmagister er met fijngevoelige subtiliteit op, Majesteit, dat het relatieve formaat van de aanzienlijke onbeschreven ruimte onder het woord ‘stroming’ de waarschijnlijkheid oproept dat er fragmenten te vinden zijn die, hoewel volledig onbeschreven, tòch deel uitmaken van het geheel.” „U hebt natuurlijk weer gelijk, waarde magister,” knikte Silvaeo langzaam. „Generaal Korfos? Lidhia? Ook onbeschreven stukken steen van dezelfde kleur en dikte als de beschreven stenen naar deze kant doorgeven voor onderzoek.” „Ja, Sire,” bevestigde generaal Korfos die opdracht, maar Lidhia keek verschrikt naar medica Ishtaran en riep: „Ik hàd daarnet al zo’n stuk, volgens mij!” Met een klein stemmetje liet ze erop volgen: „Dat was alleen één van de eerste stenen die ik u aangaf. Hij zal wel zo ongeveer onderop de stapel liggen…” „Dat geeft niet, Hoogheid,” antwoordde Ishtaran, die al naar de bodem zwom om te kijken welke steen Lidhia bedoelde. Inderdaad lag onderin de nog niet bijzonder hoge stapel een steen die aan alle eisen voldeed. Met een paar bewegingen had luitenant Lartiyon hem tussen de anderen uit gehaald. Generaal Korfos gaf hem aan Murox door. „Er bestaat inderdaad een kans dat deze steen bij de andere van het tablet hoort,” zei de wetenschapper, die duidelijk net zo enthousiast was — of, om het vanuit Lidhia’s oogpunt te omschrijven, dééd — over dit archeologisch getinte speurwerk als de anderen. „Ik bedenk me nu opeens dat het echter ook mogelijk is dat er verschillende beschreven tabletten door elkaar heen in deze stapel liggen,” dacht Silvaeo hardop. „In dat geval wordt het waarschijnlijk nog moeilijk om de originele tekst samen te stellen.” Even keken de waterlingen elkaar aan terwijl ze de woorden van de koning lieten doordringen. Die kans wàs natuurlijk reëel… Toenak stelde iedereen echter gerust: „Laat uw moed niet afdalen tot in uw flippers, want voor een dergelijke situatie weet uw hofmagister een oplossing die aan het eenvoudige grenst, Majesteit.” „Wat dan, magister?” wilde Lidhia natuurlijk direct weten, maar Toenak lachte: „Mocht die situatie zich daadwerkelijk blijken voor te doen in de nabije toekomst, dan zal ik het als inlossing van deze mijn belofte aan u onthullen, Hoogheid.” Silvaeo grinnikte: „Dat is nog eens een mooie belofte, Lidhia! Onze magister belooft dat hij het je zal laten weten — maar alléén als het nodig mocht blijken te zijn!” „Hier is wéér een beschreven steen,” kwam generaal Korfos tussenbeide. Niet helemaal zonder jaloezie bekeek Lidhia de vondst. „Oh! ‘-n westelijke richting lie-’, staat hier! En hier: ‘gang verbond’ — en volgens mij staat hier ‘paleisschacht’! Dat betekent dat het hier over de gangen gaat! Dus er is wèl een westelijke gang!” „Trek niet te snel conclusies, dochterlief,” maande Silvaeo haar. „Geef de steen eerst maar eens aan magister Toenak en heer Murox.” Lidhia gehoorzaamde netjes en ging vlug verder met haar werk: zij wilde nu óók wel weer eens een nieuw fragment vinden — liefst één, waaruit zou blijken dat het inderdaad over de westelijke gang ging! „Ja! Weer eentje!” riep ze dan ook al gauw. „En volgens mij is dit de rechterbovenhoek van het tablet! Maar er staat niets interessants op…” „Het lijkt er inderdaad op dat dit een hoekstuk is, Hoogheid” antwoordde Murox, die het fragment van haar overnam. „Laat ons niet proberen de stukken hier in deze krappe gang met elkaar te verbinden,” stelde Silvaeo voor. „Het lijkt mij verstandiger dit boven de grond te doen — in de vergaderruimte bijvoorbeeld. Dan kunnen Quevéra, Rehinor en Tirashya er óók bij zijn en hebben we meer ruimte.” De medica nam opnieuw een paar oninteressante stenen van Lidhia over en vroeg zacht: „Is er iets, Hoogheid? Ik zag dat u een weinig verstrakte. Hebt u last van uw pantserverbinding?” Lidhia voelde zich warm en koud tegelijk worden: ze had inderdaad een afwerende reactie gevoeld bij het horen van Rehinors naam, maar ze had niet gedacht dat het zichtbaar zou zijn voor de anderen! Dus loog ze met een waterig glimlachje: „Ja, medica, ik maakte een verkeerde beweging…” De media knikte haar vriendelijk toe en keerde zich om. Lidhia had de volgende steen alweer in haar handen. „Hier heb ik weer een beschreven steen,” baste de generaal. „Dat is een grote!” reageerde Lidhia. Korfos keek de tekst die erop stond vlug door en grijnsde, terwijl hij de plaat aan Toenak gaf: „U zult het taalgebruik hier wel kunnen waarderen, magister. Als ik niet beter wist zou ik zeggen dat u deze tekst opgesteld had.” Silvaeo en Murox keken met de magister mee, die lachte en voorlas: „‘het licht in de lucht zich die dag te rusten had’ — ik heb vagelijk het vermoeden dat het daaropvolgende drietal letters het eerste trio is van ‘begeven’. Generaal, dit is waarlijk herinnerend aan de stijl van deze uw hofmagister!” „Nietes,” vond Lidhia, die het niet kon helpen dat ze zich verplicht voelde de magister te hulp te schieten bij dit plagerijtje. Iedereen grinnikte. De generaal vroeg met trillende mondhoeken: „Waarom niet, Hoogheid?” „De magister gebruikt veel moeilijkere woorden,” bloosde Lidhia. Nu schoten de anderen hardop in de lach. „Eén-nul voor u, Hoogheid,” grijnsde de generaal. „Maar laat ons verder zoeken. We hebben nog veel stenen te bekijken.” |
|||||
|