| |||||
Onderaan de paleisschacht vond de kleurrijke expeditie de bleek donkere gangen in exact dezelfde toestand als waarin men ze de vorige avond, na Kirja’s onbarmhartige dood, had achtergelaten. Het luik met het metalen wiel erachter stond uitnodigend open, als een stille getuige van het korte maar intense gijzeldrama dat zich hier minder dan een dag geleden had voltrokken. Ook de bekende oostelijke gang en de vrijwel onbekende noordelijke stonden nog open, in afwachting van verder onderzoek door de waterlingen. Lidhia fantaseerde dat de gangen hun geheim misschien wel graag kwijt wilden — alsof ze er genoeg van hadden andermans geheimen of schulden te bewaren. Direct daarop volgde de meer sinistere gedachte aan de mogelijkheid dat ze misschien ook wel hun best deden om die oude geheimen en gruwelijke schulden juist te bewaren — en te verbergen…! Misschien konden de gangen het wel helemaal niet waarderen dat zij zo diep tot in hun binnenste doordrongen… Ze schudde haar hoofd in een poging dat griezelige idee van zich af te schudden, wat maar zeer gedeeltelijk lukte. Ze besloot voorlopig maar veilig in haar vaders buurt te blijven. Trouw aan zijn gestelde doelen voor die excursie nam haar vader het vreemd glimmende wiel in zijn beide handen en begon hij het naar rechts te draaien. „Majesteit, wenst u niet dat ik dat wiel voor u draaien zal?” Silvaeo keek Korfos met een glimlach aan en antwoordde: „Nee, generaal. Dit pleziertje wil ik graag zelf hebben.” „Ja!” riep Murox vanuit het begin van de noordelijke gang tot Lidhia’s opwinding. „Hij draait!” controleerde ze ter informatie, al zwom ze vlak naast haar vader. „Lidhia, ik hoor je ook nog wel als je iets minder hard schreeuwt,” baste Silvaeo goedmoedig. „Aan deze runen te zien zijn we al een aardig stukje opgeschoten met draaien. Wil je even gaan kijken alsjeblieft: hoe ver zijn we precies?” Snel dook Lidhia langs magister Toenak naar beneden, waar de generaal, de medica en luitenant Lartiyon samen met Murox de langzame verschuiving van de gangen met grote interesse volgden. „De genialiteit van de waterling die deze constructie heeft bedacht en uitgevoerd is boven alle twijfel verheven,” mijmerde Murox. Toenak en Ishtaran knikten hun instemming. Murox vervolgde: „Wanneer ik in ogenschouw neem hoe nauwkeurig de cilinder op de omringende rotsformatie aansluit, dan vraag ik mij af of onze huidige constructietechnieken wel in staat zouden zijn om een dergelijke uitdaging aan te gaan.” „Waarschijnlijk niet, heer Murox,” schudde de generaal instemmend zijn hoofd, waarbij hij zijn aandacht voor de voorbijschuivende wanden niet liet verslappen. De noordelijke gang was al bijna volledig afgesloten door de gestaag naar links draaiende cilinder. Er was nog maar een opening van zo’n tien centimeter vrij — en die werd snel smaller. Korfos vroeg zich af hoe gevaarlijk het zou zijn om tussen die reusachtige tang klem te komen zitten. Hij had er geen behoefte aan het in de praktijk uit te proberen: de scharen van de enorme krabben die soms de koraaltuin binnendrongen waren erg genoeg, en daar had hij ervaring mee… Binnen enkele tellen was de opening aan de rechterkant van het stompje gang verdwenen. Lidhia zwom terug de schacht in. „De noordelijke gang is afgesloten, pappa!” meldde ze aan haar vader, die rustig verder bleef draaien aan het glanzende wiel. „Goedzo,” vond Silvaeo. „Sire, wilt u echt niet dat ik het van u overneem?” bood Korfos nogmaals aan vanuit de L-vormige ruimte onderaan de schacht. Maar Silvaeo schudde weer zijn hoofd en zei: „Een weinig lichaamsbeweging zal mij geen kwaad doen, waarde generaal. Maar uw aanbod wordt gewaardeerd.” Stug draaide hij verder. En langzaam schoven de runen in de schacht langs elkaar, om aan te geven hoe ver de cilinder gevorderd was. Lidhia zwom weer naar beneden. „Als er een westelijke gang bestaat, dan zou die nu wel zo ongeveer in het zicht moeten gaan komen,” veronderstelde Ishtaran, die haar blik strak op de linkerhoek gericht hield, waar tot nu toe slechts onophoudelijk vast gesteente achter vandaan kwam. „Ik deel van harte in die veronderstelling uwerzijds, medica,” knikte Toenak, die niet minder geďnteresseerd was in de ragfijne donkere spleet die ook hij ieder moment verwachtte te zien verschijnen. Krrroenk. Met een hol, kreunend geluid kwam de cilinder tot stilstand. „Pappa, waarom stopt u nou met draaien?” riep Lidhia over haar schouder. Het bleef stil in de schacht. Verrast keek Lidhia generaal Korfos aan, die direct in beweging kwam. „Majesteit!?” „Help me eens, Korfos, als u wilt?” kwam de stem van de koning onbezorgd vanuit de schacht. Lidhia zag hoe Korfos zich net als zijzelf ontspande. Zou hij zich net zo opgelucht voelen als zij? Ze wist dat de generaal zich persoonlijk verantwoordelijk had gesteld voor het welzijn van haar vader — en dat hij die taak bijzonder serieus nam. Haar vader vervolgde: „Ik krijg hem niet včrder.” Pas na verscheidene pogingen met vereende krachten en uiteenlopende tactieken wilde Silvaeo het gefrustreerd toegeven: de cilinder wilde niet ver genoeg draaien om de westelijke gang voor hen te openen. „Ik begin te twijfelen aan het bestaan van een westelijke gang,” mopperde hij. „Of er is vuil in het mechaniek gekomen waarop hij nu vastloopt. Jammer. We zullen de cilinder bijna driekwart terug moeten draaien om te zien of we rechtsom op hetzelfde probleem stuiten. Als dat zo is, moeten we misschien toch maar de voorzichtige conclusie gaan trekken dat er geen westelijke gang bestáát. Generaal? Uw beurt.” Met een zwierig armgebaar en zijn bekende glimlach gebaarde Silvaeo de generaal dat hij het draaien van het wiel van hem mocht overnemen. Dat aanbod werd gretig aanvaard: de generaal pakte flink aan, en binnen drie minuten had de meest rechtse van de cilinderopeningen de zuidelijke gang al bereikt, die rustig en zwart als de nacht aan het ongeduldig wachtende gezelschap voorbij kwam schuiven terwijl de linkse cilindermond de oostelijke gang een tweede keer liet zien. „Nu wordt het spannend,” kondigde Lidhia aan, die alles wat met de gangen te maken had spannend vond en dat ook regelmatig aan haar metgezellen vertelde. Ze herinnerde zich met een huivering hoe vreselijk ze geschrokken was toen ze de resten van de ongelukkig gestorven Iriniah gevonden had in de stille, lege ruimte die zich daar nu zwijgend voor hen uitstrekte. Ze was blij dat ook die opening zich van rechts naar links sloot terwijl de draaiconstructie voortkroop in de richting van de westelijke gang. Voor háár stond het vast: die gang wŕs daar gewoon, en dit keer zou de opening zichtbaar worden in de rechterhoek, precies zoals zojuist eerst de oostelijke en daarna de zuidelijke gang in het zicht waren komen kruipen! Lidhia was er niet op voorbereid dat de cilinder opnieuw vastliep, met hetzelfde droge geluid. Even was ze stil, voor ze teleurgesteld riep: „Nou!” Ze was niet de enige met die beleving: haar vader gromde, medica Ishtaran slaakte een teleurgestelde kreet en zowel Murox als de sergeant riep: „Nee hč?” — wat erg apart klonk, zo tegelijk. „Al die moeite voor niets,” verzuchtte Murox. Lidhia bedacht dat Murox geen hand had uitgestoken om de cilinder te draaien, maar die opmerking hield ze wijselijk vóór zich. Alleen magister Toenak hield de moed erin. „Al kan ik niet zonder flamboyante ontrouw aan de waarheid verkondigen dat ik geen teleurstelling op het academische vlak ervaar in deze uitzonderlijk onprettig in de tijd gesitueerde samenloop van omstandigheden, het ons bekende rijmsel van Gershevy duidt naar mijn meest overwogen mening de noordelijke gang aan als de locatie van waaruit de genoemde buit zal voortkomen.” „U noemt het ‘buit’, in navolging van Gershevy,” constateerde Murox. „Verwacht u dat dit in lijn is met het uiteindelijk te bepalen karakter van hetgeen wij zullen aantreffen?” De magister keek hem even droevig aan; knikte toen. „Hoe zeer mij dit idee ook tegenstaat, ik moet toegeven dat zelfs ik mij inmiddels afvraag of mijn geloof aan de oprechtheid en de onschuld van koning Grecadec werkelijk in de waarheid gefundeerd is, die door de historie nog in haar schaduwen verborgen gehouden wordt.” „Hoe het ook zij,” nam koning Silvaeo het woord. „Wij hebben op dit moment geen mogelijkheid om het bestaan van de westelijke gang te bewijzen. Daarom zullen wij ons nu eerst op de noordelijke gaan richten, aangezien die eenvoudig te openen is.” Met die woorden zwom hij terug naar de schacht, waar hij opnieuw fel aan het wiel begon te draaien. Lidhia keek toe en bewonderde hem om de energie die hij in het eentonige werk goot. „Ik moet… me even… afreageren,” wist hij tussen een viertal pompende bewegingen aan het wiel uit te brengen. „Nog even… en de noordelijke… is open.” Lidhia huiverde: nog even, dan zouden ze de gang binnengaan waarin haar vader Hagiysh gisteren onthoofd had… |
|||||
|