| |||||
Lidhia was nog maar net terug binnen de paleisgronden of daar kwam met een spoor van luchtbelletjes luid snerpend een grijze dolfijn op haar af gestoven. „Ha, Trikticlic!” begroette Lidhia haar grote vriend, die zich direct op zijn rug draaide en een noodstop uitvoerde om zich te laten bekloppen door de prinses. „O, ben je dáár, Lidhia!” klonk nu ook de stem van Tirashya. „Ik kon je niet vinden, en toen heb ik Trikticlic maar opdracht gegeven je te zoeken!” „Dan heeft hij me nu gevonden, Tirsch,” zei Lidhia licht korzelig bij het overduidelijke gebrek aan privacy, maar opgelucht dat haar zusje niet eerder op het idee was gekomen om Trikticlic in te zetten. Stel je voor dat de enthousiaste triktill haar tot aan dat griezelige vaartuig was gevolgd! „Pappa wil weer overleggen wat we vandaag gaan doen aan het onderzoek in de gangen onder het paleis! Hij wil graag dat wij er ook bij zijn. Kom je?” „Ja, ik kom direct!” antwoordde Lidhia, die zich daarop tot de dolfijn wendde en liefkozend zei: „Trikticlic, ik ga naar binnen. Zul je je een beetje gedragen?” De dolfijn snerpte een antwoord dat droevig klonk in de oren van de meisjes. „Aaah,” deden ze tegelijk, tot voldoening van de dolfijn. „Weet jij trouwens waar Rehinor is?” vroeg Tirashya nu. „Ja, hij wilde graag eventjes alleen zijn,” gehoorzaamde Lidhia haar broer schuldbewust. Tirashya accepteerde dat argument zonder meer en zwom rustig in de richting van de toegangspoort, waar de wachters al voor hen in de houding gezwommen waren. Lidhia volgde, opnieuw verbaasd over de snelle emotionele veranderingen in haar zusje. Was het jonge meisje gisteravond nog ontroostbaar omdat ze zich schuldig voelde over Kirja’s dood, tijdens de bijzetting was juist zij het geweest die Lidhia getroost had en nu leek ze er alweer klaar voor te zijn om het onderzoek voort te zetten. „Ga je vandaag weer mee naar beneden, Tirsch?” polste Lidhia hoopvol, maar direct schudde Tirashya in stellige ontkenning haar hoofd en rilde: „Nóóit meer!” „Jammer,” vond Lidhia spontaan teleurgesteld, al kon ze haar zusje wel begrijpen. „Het spijt me,” verontschuldigde Tirashya zich. „Geeft niet, hoor,” stelde Lidhia haar gerust. Onbewust maakte Tirashya het haar zus gemakkelijk door direct bij binnenkomst hun broer te verontschuldigen. Koning Silvaeo had geen enkele moeite met de opgegeven reden van kroonprins Rehinor om afwezig te zijn bij het overleg. Heer Murox bleek ook vandaag van de partij te zijn, ontdekte Lidhia, die haar houding niet goed wist te bepalen. Na opening van de vergadering begon Silvaeo, die de beduidend kleinere groep waterlingen in de vergaderzaal aankeek vanaf zijn positie vlak onder het glanzende plafond: „Onze overleden vrienden zouden gewild hebben dat wij ons onderzoek voortzetten, waaraan ook zij hun volledige medewerking hebben verleend. Onze eerste doelstelling voor vandaag is eenvoudig: wij zullen, nu de werking van de cilinder onderaan de eerste schacht bekend is, deze installatie verder proberen te draaien om te zien of er daadwerkelijk een westelijke gang bestaat. Zo ja, dan zullen wij proberen zowel de noordelijke als de westelijke gang te verkennen. Zo nee, dan beperken wij ons tot een excursie om de inhoud en het karakter van de noordelijke gang te bepalen.” Hij wendde zich tot de oudgediende. „Magister Toenak, hebt u nog vorderingen te melden inzake uw academische onderzoekingen? Wij herinneren ons de grote zaal, diep beneden het paleis, en de lichtende lettertekens in de vreemde metalen ring. Antieke karakters, die zich slechts op de stem van prinses Lidhia lieten zien. Magister? Aan u het woord.” De magister zwom op en schraapte zijn keel, waarna hij antwoordde: „Een slag-voor-slag reconstructie van de gebeurtenissen die gisteren hebben plaatsgevonden, biedt de impressie dat voorzichtige gevolgtrekkingen geoorloofd zijn, Majesteit. Nadat deze uw dienaar, verstoken van bewustzijn en wilskracht, in het onderzeese gewelf was neergetrokken, was het bezorgd stemgeluid van de prinses de eerste stem die de zwijgzaamheid doorbrak welke gedurende vele decennia in de voor ons niet van mysteriën gevrijwaarde ruimte geheerst zal hebben. Mijn voorstellingsvermogen mist het niveau dat reikt tot een begrijpen van de werking achter dit fenomeen, maar logica leidt tot de conclusie dat de stem van de prinses onthouden is en herkend wordt door een vorm van intelligentie, mechanisch van aard, die bedoeld is om voor háár — en haar alléén — de karaktertekens te laten oplichten.” „Wat kan daar de bedoeling van zijn?” vroeg Lidhia verbaasd. „Ik denk dat je die woorden moet uitspreken als je op die stoel zit, beneden!” stelde Tirashya voor. „En dan?” wilde Lidhia direct weten. Tirashya keek even nadenkend en antwoordde toen voorzichtig: „Misschien moet je dat maar gewoon gaan uitproberen?” Toenak nam het woord terug: „Dat, mijn waarde prinses Tirashya, zou zonder enige twijfel de meest rechtlijnige wijze zijn om dat raadsel van alle rafels te ontdoen. Echter, het zou mijn gemoed zeer geruststellen wanneer een vertaling van de naar alle waarschijnlijkheid uit te spreken tekst van tevoren voorhanden zou zijn.” Silvaeo vroeg: „Een vertaling is nog niet bereikt?” „Nee, Majesteit,” antwoordde Toenak. „Helaas niet. De kennis van het Klassiek Waterlings beperkt zich in onze dagen slechts tot de benaming van de karakters en de fonetische aantekeningen die een correcte uitspraak waarborgen. Slechts van enkele woorden is de betekenis bekend gebleven vanwege de, overigens vaak onbewuste, overleving ervan in onze huidige taal. Indien mij gevraagd werd enkele voorbeelden te noemen, zou ik in eerste instantie de naam van de door onze lichamen afgescheiden verdedigingsvloeistof noemen.” „Ioloy!” begreep Tirashya, duidelijk geamuseerd door de herkomst van dat woord. „Dat is correct, Hoogheid,” knikte de magister ten overvloede. „Al luidt de Klassieke vorm van dat woord ‘iollot’.” Quevéra boog zich, terwijl de magister nog enkele voorbeelden noemde, naar haar man over en fluisterde: „Lidhia heeft wat.” „Wat bedoel je, lief?” vroeg Silvaeo precies even zacht. „Het is haar lichaamstaal. Iets in haar houding. Ze lijkt iets te verbergen; ze is gespannen.” „Hmmm,” bromde de koning, die zijn ogen opmerkzaam op het meisje vóór hem liet rusten. |
|||||
|