| |||||
Het was een overwegend stilzwijgend onderwatergezelschap dat die ochtend in de tuin van het paleis bijeenkwam om Kirja, kapitein Triscon en sergeant Kernak de laatste eer te bewijzen. De eer, die hun volgens koning Silvaeo meer dan toekwam, daar de twee militairen en het kamermeisje in koelen bloede van het leven waren beroofd tijdens de uitoefening van hun taken in dienst van het koninkrijk. In elkaars armen stonden Lidhia en Tirashya stilletjes te huilen tijdens de eenvoudige plechtigheid, die door hun vader zelf geleid werd. Vóór hem, op een rechthoekig marmeren plateau, lagen de drie voorgoed gesloten schelpen. Daar omheen stonden de gasten in een halve cirkel van meerdere rijen. „Onze harten en gedachten gaan uit naar de familieleden en andere geliefden van deze dappere waterlingen, die zo onverwacht uit het leven gerukt zijn. Wij herinneren ons hen zoals zij bij leven en welzijn waren met een traan van gemis en een glimlach van dankbaarheid. Een dankbaarheid die ons ertoe heeft doen besluiten dat zij alle drie in de koninklijke rusthof, hier in de paleistuin, zullen worden bijgezet. Traditiegetrouw zijn de namen van de overledenen in hun schelp gegraveerd, tezamen met een korte tekst die slechts ontoereikend kan zijn, doch waarmee getracht wordt een glimp te schetsen van hun karakter.” De koning schraapte zijn keel — Gabriëlle voelde hoe Lidhia geraakt werd door het vermoeden dat haar vader zijn taak enorm zwaar vond. „Sergeant Kernak,” hief haar vader aan, waarop hij een paar tellen zweeg en declameerde: „Uw trouw en humor droegen menig strijder verder dan hun eigen ingeschatte kunnen.” Een instemmend gemompel klonk in de gelederen van de paleiswacht. Silvaeo wachtte tot het weer helemaal stil was en de volgende naam aankondigde: „Kapitein Triscon.” Het stemgeluid van de koning weerkaatste tegen het paleis en op de koraalrotsen. „In uw bescherming heeft een dankbaar koninklijk gezin zeer vaak gerust vertoefd.” Ook deze woorden vonden grote bijval bij de waterlingen die de kapitein gekend hadden. Silvaeo keek nu Lidhia aan, voordat hij verderging met: „Prinses Lidhia vertrouwde mij onlangs nog toe dat het kamermeisje Kirja, dat met de verzorging van de prinses belast was, regelmatig voor haar bad en haar zegende. Onopvallend en stil is zij wellicht dit koningshuis tot een grotere zegen geweest dan wij ons gerealiseerd hebben. Wij zijn de Almachtige dankbaar voor Kirja, die altijd een vriendelijk woord met zich meebracht. Ook haar schelp is voorzien van een inscriptie.” Lidhia knikte hem snikkend toe bij de overvloedige herinneringen, en hield haar zusje stevig vast in een poging haar verdriet in bedwang te houden — wat maar ten dele lukte. „Kirja,” klonk de diepe stem van hun vader bedroefd. „Dapper kamermeisje, je koning heeft je bij je leven niet genoeg bedankt voor wat je voor zijn dochter Lidhia betekent.” Lidhia verborg haar gezicht in Tirashya’s hals en haar. Gabriëlle zag het glanzen van het vroege zonlicht door Tirashya’s zachte, golvende haar dat Lidhia’s gezicht streelde; voelde de gladde huid van het meisje tegen Lidhia’s wang en hoe Tirashya Lidhia’s haar zorgzaam naar achteren streek. Ze hoorde hoe, door de woorden van de koning heen, het jonge meisje haar zus troostende woordjes toefluisterde. Die details raakten haar tot nu toe meer dan de hele ceremonie. Intussen kondigde Silvaeo aan: „Er is zo ontzettend veel meer over onze drie gemiste geliefden te zeggen. Het zou echter niet gepast zijn om hun complete pantser vol te schrijven. En dan nog: er zou niet genoeg ruimte zijn. Gedenk uw geliefden door uw herinneringen aan hen levend te houden. Wij hopen hen in het rijk van de Almachtige terug te zien. Dan is nu het moment aangebroken om onze dierbare vrienden naar hun laatste rustplaats te brengen. Mag ik Gretoc, vader van Kirja, generaal Korfos en luitenant Lartiyon verzoeken?” Gabriëlle ervoer hoe veel moeite het Lidhia kostte zich te vermannen. Maar ze keerde zich weer om, zodat ze niets van het gebeuren zou missen. Uit de rijen kwamen de drie waterlingen ingetogen naar voren gezwommen. Kirja werd door haar grienende vader opgetild, terwijl Lidhia haar moeder achter zich gesmoord hoorde snikken. De generaal nam de zorgvuldig dichtgevouwen schelp van kapitein Triscon in zijn armen, waarop luitenant Lartiyon het stoffelijk overschot van zijn goede vriend sergeant Kernak eerbiedig opnam. Voor alle drie de waterlingen was zorgvuldig een passende plaats uitgekozen, waar ze eerbiedig door de drie mannen neergelegd zouden worden. Maar het serene van het moment ging plotseling verloren in de zware stem die vanaf de muur klonk: „Kijk!” Lidhia keek — tegelijk met haar zusje en alle andere aanwezigen — in de richting van die uitroep. Het was poortwachter Cadosh, die naar het noordwesten stond te wijzen. Alle hoofden draaiden nieuwsgierig naar rechts om dat strakke gebaar te volgen en de oorzaak van de onderbreking te ontdekken. Gabriëlle voelde bij die beweging van Lidhia de spanning in de borstkas van de prinses opspringen. Verwachtte ze een nieuwe haai? Een paar tellen was iedereen stil — het nieuwe fenomeen was niet direct te verwerken, maar al snel rees een veelstemmig gemompel van ontzetting op uit de vergaderde waterlingen. Over het helder glinsterende wateroppervlak kwam langzaam maar zeker een donker gevaarte aandrijven dat Lidhia duidelijk de stuipen op het lijf joeg, maar waarbij Gabriëlle een sensatie van herkenning ervoer — al kwam het tafereel een beetje onwerkelijk op haar over. Gestaag kwam een fier zeilschip dichterbij gegleden over de gematigde golven, die de lichtstralen afbogen en het beeld van wat zich boven het wateroppervlak bevond sterk vertekenden. Luchtlingen! dacht Gabriëlle, en ze was er zèlf verbaasd over dat ze de Waterlingse term voor haar eigen soortgenoten gebruikte. Traag wiegend op de deining stevende het vaartuig met volle zeilen bijna recht op de groep in de koraaltuin af — het regelmatige bruisen van het water, telkens wanneer de boeg in weer een volgende golf dook, werd nu ook hoorbaar. Op de voorplecht zag ze duidelijk twee mannen staan, die uitkeken over het water. Ook in het kraaiennest ontwaarde ze een figuurtje. Lidhia’s reactie op het zien van de mensen was dezelfde als die van haar — alleen dan hardop: „Luchtlingen!!!” Het klonk bijna enthousiast. Gabriëlle kon niet zo opgetogen zijn over deze ontwikkeling… Op dat moment raakten sommige van de waterlingen in paniek en gaven enkele anderen toe aan hun nieuwsgierigheid. Of dat kwam door Lidhia’s kreet of door het onbekende angstaanjagende van wat ze zagen was niet duidelijk — beide groepen zwommen op, respectievelijk om te vluchten of om het schip van dichterbij te gaan bekijken. „STOP!!!” kwam Silvaeo’s donderende stem opeens. „Verroert u zich niet!” Bijna iedereen gehoorzaamde. Alleen enkele van de in paniek geraakte waterlingen negeerden het bevel, maar zij werden direct door de militairen en andere daadkrachtige personen tegengehouden en tot kalmte gemaand. Gabriëlle zag de wijsheid van koning Silvaeo wel in: al was het door de schittering van de zon op de waterspiegel en de verder verhullende kwaliteiten van de golven zeer onwaarschijnlijk dat men vanaf het schip op deze diepte ook maar iets zou kunnen onderscheiden, iedere beweging was op dat moment één te veel… Gefascineerd keek Lidhia omhoog naar de amandelvormige schaduw die over hen heen gleed. „Ik zou zó naar ze toe kunnen zwemmen,” fluisterde ze, en uit haar enthousiasme begreep Gabriëlle dat het prinsesje ertoe in staat zou zijn als haar vader het niet uitdrukkelijk had verboden. „Niet doen!” reageerde Tirashya gelijk. Verontwaardigd keek Lidhia haar zusje aan. „Ik hàd het niet tegen jou, hoor,” legde ze uit, waarop Tirashya haar een niet-begrijpende uitdrukking toezond. Lidhia richtte haar blik weer omhoog — recht in de ogen van een blonde jongeman die over de reling van het schip naar beneden stond te kijken. Ze kreeg het koud en warm tegelijk, helemaal doordat de luchtling zich direct na dat oneindig korte moment oprichtte en iets leek te roepen… Lidhia vroeg zich af of ze zou moeten zeggen wat ze gezien had. Gabriëlle vroeg zich af of Lidhia het zou gaan zeggen. Tirashya zei hardop: „Hij zàg me…!” |
|||||
|