| |||||
“Karel! Sneller pompen!” schreeuwde Ties boven de bulderende vlammen uit. Mariena keek om, en zag dat Karel niet meer kon. Ze rende naar hem toe en nam het zware pompen over. Karel ging in de rij staan. Maar het pompen was zwaar en Mariena was het niet gewend. Gelukkig nam Marieke het over op het moment dat Ties weer schreeuwde. Met enorme snelheid werden de ketels, emmers, pannen en kannen doorgegeven richting het vuur, Mart rende met de gebruikte spullen terug naar de pomp waar ze opnieuw gevuld werden. Het vuur was heet en laaide hoog op, maar tot nu toe was het nog niet overgeslagen naar het gortdroge gras. Hoe lang ze bezig waren? Mariena had geen flauw idee. Ze voelde haar armen niet meer, nog de hitte van het vuur op haar gezicht. Het enige wat ze nog kon denken was: doorgeven doorgeven doorgeven. Sneller sneller sneller. Plotseling kraakte de boom: de stam zakte in elkaar, en het vuur raakte nu eindelijk het gras. Al het water ging nu daarheen: het mocht zicht niet verder verspreiden. Gelukkig: het gras doofde uit, uitgebrand, en de omringende sprieten waren nu te nat om als voedsel voor het vuur te dienen. Alle kracht ging nu weer naar de boom, die ondertussen echt ineen gezakt was: het was bijna uitgedoofd. Plotseling realiseerde Mariena zich ook dat de donder was opgehouden. De boom gloeide nu nog slechts en Hannah bracht de jongste kinderen al naar binnen. Nu sleepten slechts Mariena, Karel, Marieke, Mart, Hannes en Ties nog met water. Even later was de eens zo grote en fiere appelboom niet meer dan een hoop zwarte en grijze as. Bij terugkomst op het kasteel vernam Mariena dat Johan nog op tijd was aangekomen, en dat alle oogst binnen was. Ondanks de het zware onweer, was de bliksem niet in het kasteel ingeslagen. Er was echter wel een schuur in brand gevlogen, waarna het vuur was overgeslagen naar de laatste stoppels van de graanstengels op het land. Verder was het gelukkig niet gegaan. Mathilde had zich nog zorgen gemaakt om Mariena, maar haar vader was er zeker van geweest dat ze een goede plek hadden gevonden om te schuilen. Nu het onweer en de hitte over waren, werd een deel van de oogst terug naar de boerderijen gebracht waar het verstopt kon worden… Mathilde liep de kamer op en neer. Ze zeeg neer in een stoel, om een paar tellen later weer op te staan en weer zenuwachtig door de kamer te lopen, de brief in haar handen om en om verfrommelend en gladstrijkend. “Moeder, wat is er toch?” vroeg Mariena. “Waarom bent u zo vreselijk nerveus?” Haar moeder liet zich in een stoel vallen en reikte Mariena de brief aan. Aan de zeergeërde en edele heer Richard de Lordenburg, heer van Lordenburg, leenman van de Allerhoogste, Zeeredele, hooggeboren Koning Lucas de Vijfde, koning van Maredenten, Graaf van Torante, Hertog van Miiane en eerste onder de mensen. Gegroet, Het zal u niet ontgaan zijn dat de afgelopen jaren uw bijdragen aan de schatkist bedroevend en beangstigend laag waren. Aangezien u in gebreke bent gebleven deze tekortkomingen naar tevredenheid uit tel leggen, zien Wij Ons genoodzaakt iemand te sturen die uit Onze naam zal onderzoeken hoe deze afwijkingen ontstaan zijn en Ons uitleg zal verschaffen. Dit persoon zal rapport uitbrengen aan Ons en. met ingang van zijn aankomst ervoor zorgen dat uw bijdrage de juist hoogte bedraagt Dit persoon zal Ridder Fandet de Moesal zijn. Hij zal op de twaalfde dag van de negende maand dit jaar aankomen. Het ga u goed, Uit naam van de Koning, De heer Dolarmido de Solat Een waarnemer? Die meer oogst en geld mee zou nemen? Nu had iedereen nog genoeg, maar wat als de waarnemer ook een deel voor zichzelf zou opeisen? Zouden ze dat kunnen voorkomen? |
|||||
|